gen naar den schouwburg. Zaza triumphatrix!
De geschiedenis is gekend; dat vind ik zeer gelukkig en tevens zeer simplistisch-gemakkelijk. De opvoering? Puik, hoor en vermakelijk als al de akteurs zoo, zonder vaar noch vrees, van katoen mogen geven. Chargeeren! Ach daar hoeft ze heelemaal niet bang voor te wezen; van katoen maar, 't kan hier absoluut geen kwaad. En 't publiek zal er zich kostelijk bij vermaken.
Aan Mevr. Bertrijn is in de eerste plaats het sukses van het stuk te danken. Zij heeft het stuk levend gemaakt. Beter de rol van Madame Anaïs uitbeelden dan Mevr. Ruysbroeck dit deed zou bezwaarlijk gaan. Mevr. Noterman scheen soms in dit lawaaierige stuk niet al te best in haar schik te zijn, zoo'n herrie. In de rol van Mevr. Dufresne was Mej. J. Janssens behoorlijk en de jonge juffer Van der Baen, als Toto, lief en flink muzikaal onderlegd. De h.h. Cauwenbergh en Bertrijn hebben hunne respectievelijke en zeer kleinere rollen goed uitgebeeld; terwijl het spel van den eerste, den raadselachtigen Dufresne, meer kalmpjes was, verrukte het gemouvementeerde spel van den tweede; beider rollen kwamen tot hun recht. Heeren P. Janssens, Edw. Gorlé, Van Thillo kweten zich best van hun niet zware rollen, ook dit deed Mej. Bertrijn in de ongelukkige rol van die zanikende Simonne. Regie verzorgd en wat vooral opviel in het eerste bedrijf: ‘Serieus’. Achter de coulissen van dit provincie-café-chantant is het heel wat ‘fatsoenlijker’ dan op de meeste premières van de groote schouwburgen.