Kerstmistentoonstelling van het kunstverbond
Na meer dan een vol jaar wachtens, eindelijk weer eens een interessante tentoonstelling van kunstwerk. Dat het Kunstverbond, de vereeniging die in de laatste jaren zulke talrijke blijken van een buitengewonen bloei en een onverdroten werkzaamheid getoond had, deze eerste poging tot heropbeuring van ons Antwerpsche kunstleven deed, is wel een treffend bewijs van hare levenskracht. Laat ons hopen dat het daar niet bij blijven zal, en dat dit seizoen nog eenige andere salons van moderne kunst zullen worden ingericht.
Deze tentoonstelling is dus belangwekkend. Zij is minstens even goed als die welke in gewone tijden plaats hadden, en de uitlandigheid van eenige kunstenaars-leden van het Verbond is derhalve geen beletsel geweest om het gezellige zaaltje der Arenbergstraat met werk van min of meer goed allooi te vullen.
Zij is vooral belangwekkend omdat hier voor het eerst met een tamelijk groot ensemble hunner werken aanwezig zijn, een viertal jongere schilders en beeldhouwers, van wie we vroeger slechts even de sporadische verschijningen mochten aanstippen, waarin we toen reeds beloften meenden te ontwaren.
Die beloften komen sommigen op schitterende wijze bevestigen, en het verheugt ons in hen te mogen ontdekken talenten die bij latere ontwikkeling heel zeker van beteekenis zullen zijn voor de kunst die zich langzamerhand aan 't vertoonen is.
Te dien opzichte zijn vooral merkwaardig de inzendingen van Floris Jespers, van Oscar Jespers, van Paul Joostens en van Frans Claessens.
De eerste stelt er ten toon, benevens een zeer gelukt Portret, twee schilderijen van kleinere afmetingen, een stilleven met Appelen en een Roode-koolen-veld. En we weten niet of de jonge kunstenaar deze keuze met opzet deed, maar zij is in ieder geval uitmuntend geschikt om ons te doen inzien, op te kleine schaal helaas, hoe hij op verrassende wijze evolueerde en te wege is zich stilaan te ontdoen van de krachtige invloeden, die op hem, zooals op iedere jonge artist, hebben ingewerkt.
In het Portret, dat, meenen we, het oudste werk is van de drie, zien we een invloed van de krachtige personaliteit van Rik Wouters. Die invloed die in nog vroegere proeven wel sterker waar te nemen zal zijn geweest, is ofschoon nog zichtbaar, toch reeds voldoende gelouterd om de eigen manier van Jespers tot uiting te laten komen.
Een tweede invloed, maar veel minder sterk reeds, spreekt nog in het stilleven met Appelen, nl. die van den grooten Hollander Vincent van Gogh, wiens tentoonstelling in ‘Kunst van Heden’ voor den enthousiasten Antwerpenaar wel een openbaring zal zijn geweest. Sprak ik hier van invloed? Het woord is voorzeker te sterk, hoogstens kan er sprake zijn van herinnering. Jespers heeft van Van Gogh alleen geleerd de dingen te zien in hunne grootste kleurenintensiteit, het karakter van het stuk natuur tot een heftigste uitdrukking op te voeren. Maar dit kleine stilleven, dat daar schittert en straalt in een harmonie van brandende rooden en trillende groenen, is reeds een expressie van een onloochenbare persoonlijkheid. En dit kan eveneens worden gezegd van zijn ander schilderijtje de Roode koolen, waarin het karakteristieke dezer breed-uitgeplooide, donker-paarsche planten uitmuntend is getroffen.
Ook in zijn teekeningen verraadt Floris Jespers zijn groote bewondering voor het onstuimige genie van Arles. Maar er is meer rust bij hem, er spreekt uit zijn werk een veel vreugdiger opvatting van het leven, al is zijn uiting natuurlijk niet zoo intens, niet zoo aangrijpend dramatisch.
We meenen hier een zeer ongewone belofte voor de toekomst te hebben vernomen, de openbaring van een frisch, levenslustig talent, een aanwinst te meer voor onze moderne kunst.
Dit is ook het werk van Oscar Jespers, een niet minder begenadigden jongen beeldhouwer, die ofschoon minder uitbundig dan zijn jongeren broer, een even vreugdige stem laat hooren. Zijn teekeningen, waarin hij een even groote bewondering voor Van Gogh heeft getoond, zijn zelfs krachtiger, meer bezonken dan die van Floris. Een uiterst mooie bladzijde is b.v. die