uitbreiding van de drukkunst in Vlaanderen, bracht er het hare toe bij. Onafhankelijkheidsdroomen ontwaakten overal. De neringen en gilden ontwikkelden zich, traden meer en meer op het voorplan. Die dikbuikige soldaten die gestadig te wapen liepen onder het luiden der stormklok, telkens hun land bedreigd werd, ze vertoonden zich bij elke gelegenheid: inhaling van een prins, uitgang van eene processie. Bewust van hun waardigheid gingen zij achter de wapperende vanen en de slaande trommen, zóó gelijk Frans Hals ze afgebeeld heeft op zijn doeken. Die burgers waren niet alleen suppoosten, zij waren tevens werklieden en handelaars, die den rijkdom van het land maakten; zij waren ook geleerden, 's Avonds, na hunne dagtaak, haalden zij hun boeken uit de zware houten koffers en zij studeerden. Zij waren de vrijzinnige gedachten toegedaan en tuk op vrijheid en onafhankelijkheid.
Gedurende heel de 17de en 18de eeuwen werden al de geschriften der vrijheidslievende denkers in het Noorden gedrukt. Spinoza en Grotius leefden daar in hunne huisjes aan de grachten met de poppentuintjes waar een zonnewijzer stond te midden van tulpen en lelies. In de Hansasteden kwamen de vrijmetselaarsloges - toen in hunne eenige schoone periode - in volle werking en 't waren zij die de Fransche encyclopedisten aan hunne beste medewerkers hielpen.
In het Noorden kan men, te allen tijde, het best de wijzigingen in de gedachten volgen. Als de hoven van Bourgonje, Spanje of Oostenrijk ons Vlaanderen in hun macht hadden en hunne zeer katholieke regeering de bevolking onder belastingen deed bukken, smeulde de opstand onophoudelijk. 't Waren de brouwers en wevers, de koperslagers en smeden, de schippers en reeders, de kooplieden en handelaars in specerijen die opstonden, want dezen die eene vrijzinnige denk- en levenswijze waren toegedaan, konden moeilijk de hiërarchische ijdelheden der nieuwe meesters verdragen en nog minder hunne onverzadigbare geldelijke hebzucht. De Spaansche fierheid kwam voortdurig in botsing met den burgertrots van den neringdoender. Deze laatste wilde geenszins als een mindere van den oorlogsman aanzien worden. En de haat tusschen Spanjaard en Vlaming vlamde op bij het minste woord, naar aanleiding van de kleinste gebeurtenis: een herbergkrakeel, een opstootje, dronkemanspraat, de jaloerschheid van een medevrijer, eerbetoon aan vreemde regimenten, vergezellen van stoeten, voorrang in de processies. Telkens volgden er gevechten en slachtingen. De haat van den Vlaming vergrootte met elken dag en werd algemeen.
En meer en meer verzuchtte men naar de vrijheid.
En de hidalgo, fier op den roem van zijn volk - had hij Amerika niet ontdekt - was een zwetser, een grootspreker. Hij begreep de ziel niet van den Vlaming, dien naarstigen werker, vroolijken drinker en vechtersbaas bij uitnemendheid. Hij behandelde den Vlaming als een overwonneling, als een slaaf. En deze laatste bezag den Spaanschen indringer van uit de hoogte. Hij van zijnen kant dacht zich de schepper van allen rijkdom.
De schepen kwamen halen wat hij vervaardigde en ze brachten het over zee de wereld rond. 't Was voor hem dat hier de schatten aankwamen van heinde en ver en hij verschafte alle benoodigdheden aan Duitschland en Zwitserland. Hij aanzag zich als de groote hefboom in de maatschappij, stelde voorwaarden aan de regeerders, eischte overeenkomsten voor de uitoefening van zijn bedrijf en de bepalingen die hij opdrong werden algemeene wetten. Zóó steunde hij de vrijheid tegenover den indringer. De vrijheid die hier eens Van Artevelde droomde, hij, de koopman, breidde zich uit.
Nieuwe geslachten volgden zich op. De kunsten bloeiden, schilderijen, boeken, drama's, alles hitste de gemoederen op. Wat de vrijheid in den weg stond moest vallen. Nooit kon de Vlaamsche ziel een juk verdragen. Zelfs als België eindelijk onafhankelijk werd voelde de Vlaming zich nog gekluisterd. Hij verzucht naar de zelfstandigheid van zijn ras en de taalstrijd is geboren.
Is het niet door de schuld van de menigvuldige opstanden en oorlogen dat in het hart van den Vlaming een bijzonder gevoel der vrijheid voortleeft? En mogen wij niet besluiten dat een volk dat zich zoo hardnekkig aan die gedachte vastklampt niet zal vergaan?