Zijn eigen leven leven
Bij het vernemen van de laatste feiten, heb ik weer in mij voelen opkomen den strijdlust van vroeger dagen, in den tijd van mijn leven aan 't Atheneum. Toen kon ik niet uitzeggen, wat ik in mij had, maar nu mij het mogelijk gemaakt wordt, schrijf ik m'n gedachten van vroeger met blijheid neer. Ik ken Atheneumstudenten genoeg, die denken zooals ik, Professors die ons kennen, kunnen getuigen.
Gij die eunuk van harte zijt!
Mijnheer Loos - dit is ook de ironie der namen, want een meer zijn eigen domheid uitstallend persoon, zou moeilijk te vinden zijn - heeft dus verboden uit Falkland voor te lezen. Dat juist op dezes Kleine vertelsels het verbod moest vallen, maakt van de daad van een stompzinnig mensch ook nog eene idiotenstreek, want het zal iedereen wel bekend zijn, dat dit boekje van Heijermans onnoozel is als een pasgeboren biggentje. Maar de daad zelve, van lektuur te verbieden, van te zeggen: dat mag je lezen en dat mag je niet lezen, is van eene brutale schaamteloosheid.
Indien wij uit Kamertjeszonde, uit De schoone slaapster hadden willen lezen, dan had dat net zoo goed geweest als eene lezing uit Thomas a Kempis of uit de evangeliën. Mijnheer Loos dient dit wel te weten. Hij zal waarschijnlijk noch Kleine vertelsels, noch Kamertjeszonde gelezen hebben, maar we zullen het hem duidelijk maken met te zeggen dat wij al datgene willen en mogen lezen, wat ons zelve lezenswaard voorkomt.
Mijnheer Loos, wij willen van geene kastratie weten, wij willen lezen wat wij goedvinden; wij willen eindelijk, het klinkt misschien wel wat afgezaagd, ons eigen leven leven. De wijde wereld staat voor ons open, hoe jonger we zijn, hoe meer recht we hebben op de wereld. Wij zullen onze jeugd niet laten knakken door jullie goore pooten van menschen die tevreden zijn als ze thuis een paar warme pantoffels achter de kachel vinden.
Je kunt wel, in de zuiverlijnige glorie van je hysterieke stompzinnigheid, oh, Mijnheer Loos, ons verbieden in je achtenswaardig Atheneum te vergaderen, als je denkt dat de muren van je lokaal op je hoofd zullen neervallen, bij het hooren van zooveel zondige woorden. Maar dat is ook alles wat je MAG kunnen, daar moet ook het einde zijn van je dwazen dwang, oh mijnheer Loos.
Wanneer jij ons de vergaderzaal weigert, dan gaan wij buiten het Atheneum vergaderen en of die vergadering katholiek of anarchist is, daar heb jij niks meê te maken. Buiten het Atheneum hebben we maling aan je, buiten het Atheneum lappen wij je aan ons zolen, en dit wel om de goede reden, dat jij geen opvoeder bent, maar een dorre schoolpedant.
Aan jou hebben we alleen eenen Cerberushond, nooit eenen geleider. Geleiders hebben wij ook niet in de professoren, in 't algemeen, wel te verstaan.
't Is daarom, oh Mijnheer Loos, dat wij geleerd hebben het zonder geleiders te stellen, en wat we dan ook zijn, en ons voelen en ons denken en heel de groote liefde voor de wijde wereld, hebben wij aan ons zelve te danken.
Indien wij op school kwamen en verder wilden, dan was het omdat wij dachten, alzoo beter, in-