vestigd werd, en van het werk van den machtigen Jacob Smits heelemaal geen notitie gehouden werd. Nochtans, nu hebben wij eens de kans gehad het oude werk, het klassieke werk, van dezen meester te bewonderen, spijtig genoeg naast zooveel prulwerk, als: De koeien, De man met den ketel en zoovele andere werken der laatste periode. Door werken als Oude mans portret, Klein kindje, De vader van den veroordeelde en een paar boerenjongensportretten, is Jacob Smits de sterkste, zoo niet de eenige Vlaamsche klassieker.
Het is heel mooi werk.
Toch schijnt het wel, dat Smits in die mooiheid geene berusting gevonden heeft, want naast dat klassieke schoone, vinden we eene menigte schilderijen uit een tweede periode, schilderijen van dewelke er sommige zeer gelukt mogen heeten, maar andere die vreeselijk deerniswekkend zijn. Zoó zijn Kristus aan het kruis. Hoe arm van opvatting, hoe ellendig van teekening, hoe houterig die vervloekte paarden met pooten als uit esch gesneden, met billen als van ik weet niet welken voorhistorischen mammouth; gendarmen, die uit een kinderspeeldoosje gaan loopen zijn, en daarbij een boel menschen, die niet schijnen te weten waarom zij rond dien Kristus staan, juist gelijk die gendarmen waarschijnlijk al hun fut verloren hebben bij het africhten van zoo'n monsterpaarden. Evenzoo mislukt is Drinkende man, Jacob Smits' Symbool der Kempen kan me maar niet Von Uhde's Discipelen bij Emmaus doen vergeten. Integendeel, een tweede-periode schilderij die onovertrefbaar schoon is, door de frischheid en de blijde kleuren, is Meisjes in de lente. Het is zoo eenvoudig, zoo gewoon dat portretje, dat zwarte meisje in het helgroene licht, en toch heeft het mij zoo sterk aangegrepen. Het is Licht, het is Lente, het is dat alles in een losbandige blijheid van kleur.
Nu kom ik eindelijk aan Rik Wouters, die een heel specialen toon in deze tentoonstelling gebracht heeft. Er is iets in zijn werk: zijn rake uitbeelding, zijne juiste en nieuwe belichting die mij dwingen hem een verist te noemen, omdat hij zoowel de kleur en de lijn der dingen, zonder eenig omhaal, ik ging haast schrijven zonder eenige phrase, weergeeft. Zoo is er bijvoorbeeld tusschen zijne menigvuldige meisjesportretten een dat brutaal treft door zijne ware nieuwheid, door zijne felle, juist en goed ontlede belichting en door zijne gebeeldhouwde lijn, want in al het schilderwerk van Wouters, ligt de sterke struktuur van een geweldigen beeldhouwer. Rik Wouters heeft, veel beter dan vroeger de luministen, het zonnespel begrepen; Rik Wouters' belichting is raker, en treft oneindig veel meer door zijne ontlede werkelijkheid, door zijn verisme.
Ik zou nog veel over Rik Wouters als beeldhouwer en als schilder kunnen zeggen, doch het kan samengevat worden in dit ééne: Wouters is de schilder der werkelijkheid, niet zooals deze werkelijkheid zich dadelijk voordoet, maar gelijk ze wordt bij een nader toekijken en bij eene heel sterke ontleding. Rik Wouters is een verist, dat is de beste benaming die ik hem geven kan. Buiten de drie reeds genoemde kunstenaars, treffen we nog heel goed werk aan van Heymans, uit zijne twee perioden en ook veel stemmige doeken van Stobbaerts. Ook Hens, niettegenstaande hij teert op een eens aangeworven en steeds eentonig blijvende manier, heeft geweldig werk van kleur-harmonie. Van Mieghem geeft ons steeds het reeds lang gekende. Baseleer kennen we ook al heel lang, helaas! De rest, de heeren Charlet, Jefferys, Crahay, Huygelen, Vaes en de juffrouw Ronner (zou zij geen ander tijdverdrijf kunnen vinden?) kunnen we in een zak steken, hetgeen misschien moeilijk zou gaan - krijgen we wel de toelating van Kunst van Heden? - en naar het Scheld of het Schijn, liefst naar het Schijn te dragen, tenzij het stadsbestuur voor de te groote vuiligheid maatregelen zou nemen.