August van Cauwelaert
De Vlaamsche jongeren van gisteren en beden, 1910-1927.
‘Dat nu de velen die klank voor zin nemen, uit traagheid met zulke klanken tevreden zijn...’ (Multatuli, Duizend-en-eenige hoofdstukken over specialiteiten).
Het spijt me dat ik een groot gedeelte van de bespreking van deze bloemlezing zal moeten maken tot, ten minste schijnbaar, een soort zelfverdediging. Schijnbaar schrijf ik met reden, want in werkelikheid wil ik niets anders dan het vreselike amateurisme aan de kaak stellen, dat voorzat bij de samenstelling van bloemlezing en kommentaren. Het toeval wil echter dat juist daar waar Aug. v. Cauwelaert tegen mij wil bewijzen, hij op de ergste en ergerlikste manier dilettanties te werk gaat. Daarbij, ik weet zeer goed aan wat ik mij blootstel, moest ik, door zelf-overschatting gedreven, deze zelfverdediging maar een stukje buiten haar juiste verhoudingen volhouden, ik zou mij eenvoudig belachelik hebben gemaakt en Van Cauwelaert en zijn bloemlezing bleven overeind, zonder van de aanval ook maar iets te merken. Ik had wel liever dit moment dat erg op een zelfverdediging gaat lijken buitenspel gelaten, maar het is onmogelik, omdat ik dan enkele gewichtige passages van zijn bewijzende inleiding zou moeten over het hoofd zien en deze kurieuse houding die men die van de struisvogel noemt kon ook maar moeilik voor waarachtige objektiviteit doorgaan. Waarachtige objektiviteit? och kom, laat ons onze grenzen niet zo gemakkelik vergeten: hoe men het ook draait of keert, alles bepaalt zich in deze tot het streven naar een optimum. Veeleer de goede smaak en de usantiën van het ogenblik dan wel het streven naar dit optimum verbieden de houding die ik tans moet aannemen. Maar zoals gezegd, ik zie niet hoe ik daaraan zou kunnen ontsnappen: ik zou mijn bespreking dan wel zeer moeten verarmen.
Slecht en slordig, beide eigenschappen te zamen: dilettanties, zo is deze bloemlezing. Zij is slecht vanwege het valse begrip dat kleurloosheid objektiviteit zou betekenen en vanwege de toepassing daarvan: dat is een breedheid bij het aanvaarden van dichters en gedichten die alleen nog maar door traagheid te verklaren is, want zus of zo, welk standpunt men ook inneemt, de poëtiese produktie is een soort etappegebied en niemand gaat, in éen dagmarsj, van uiterst links naar uiterst rechts. Men zal mij antwoorden: maar als beide nu poëzie zijn of, altans indien er lezers zijn die dit neutrale standpunt innemen? - Juist dat is nooit waar: beide zijn nooit voor dezelfde persoon poëzie. De hoogste objektiviteit bereikt alleen dit dat zij een grotere sektor beheerst dan wel b.v. de kampvaardige teorie van deze of gene dit doen kan. Maar de objektiviteit der veelheid die Aug. van Cauwelaert hier simpel en naïef voorstaat en toepast, deze