zijn te voldoen aan de honderden aanvragen om enige levensbiezonderheden van Alice Nahon te geven’, dan schijnt er mij, om deze agitatie te kwalificeren, geen ander woord dan ‘schaamteloosheid’ over te blijven. Schaamteloos, doch vanwege Dr. Tazelaar naïef schaamteloos, want, inderdaad, men moet wel een zeer simplisties inzicht in de menselike bepaaldheid hebben om zulke eenzijdige figuren te konstrueren. Dr. Tazelaar zou moeten weten dat tegenover dergelike eenzijdige ‘chronique scandaleuse’ men steeds met groot gemak een even eenzijdige kan opbouwen, maar dat de reëel psychologiese karakterschets buiten de goed-en-kwaad atmosfeer van het melodrama ligt. Hij heeft Mej. Nahon een zeer slechte dienst bewezen.
Dat is jammer. Want al horen de gediditen van Nahon, door hun klein-burgerlike allure met het gekadanseerde op-en-neer schommelen van sentimentele stereotiepen, tot de ‘Gartenlaube’-literatuur, zij zijn ten minste in dit genre zo goed als perfekt en overtreffen alles wat daarin in onze literatuur werd gepresteerd. Als ‘Gartenlaube’-gedichten hebben zij een gemakkelikheid en een beweeglikheid die niet licht te bereiken zijn. De gedichten Guido Gezelle en Drie blommen uitgezonderd, wordt de klein-burgerlike ‘Gartenlaube’-lezer nooit gestoord door enig ritme dat, de op-en-neer-kadans doorbrekend, zich zelfheerlik zou weten door te zetten. Daar het gevoel niet verrassend is, evenmin als het weergeven van de indruk der fenomenen, zou de kleinburger, zonder dat hij de tekst kent, rein improviserend dus, deze gedichtjes kunnen meezeggen, of ‘meevooizen’ om ook eens literair te spreken. Slechts éen enkele pregnante uitdrukking vond ik in de gedichten van deze bloemlezing, namelik daar waar Alice Nahon het zaaien noemt het ‘zaaigebeuren’, maar jammer wordt ook dit bedorven door de allersimpelste fout ener afkorting: ‘het zaai- en maaigebeuren’ (waarom niet het zaaien maaien?) Maar op zich zelf steekt dit ‘zaaigebeuren’ boven de atmosfeer uit, zodat ik vermoed dat juist dit éne, wat naar mijn mening te waarderen is, wel aan Dr. Tazelaar en aan de lezers van de vele uitgaven zal ontsnappen.
Er is gevoel en dat wat men in bredere kring gevoel pleegt te noemen. Vroeg reeds moest ik het ondervinden, toen ik, omdat ik geweigerd had te wenen bij het verhaal van de dood van Louis XVI en van Marie-Antoinette, mij een gerechte straf niet kon onttrekken. Overigens is het voor zulke personen, die aan dit gevoel voor bredere kringen niet deelachtig zijn, niet moeilik daarvan, als ik het zo zeggen mag, proviand op te doen. Daar de zetel van het gevoel het hart is en daar, zoals bekend, het hart nauwgezet op cafeïne reageert, zo is het aanbevelenswaard, wanneer men zich moet tonen in een gezelschap waar het gevoel voor bredere kringen tot de usantiën hoort, zich bij middel van sterke koffie de participatie daarin mogelik te maken. De hoogvlakte van dit gewaardeerde gevoel voor bredere kringen is allergemakkelikst bereikbaar.
Voor wat het gevoel van Alice Nahon betreft, hoeft men niets te vrezen. Zelfs zonder toevoer van cafeïne zal zij bittere tranen wenen over het lot van Louis XVI en Marie-Antoinette. Zoals de bewonderaars van de melodrama's leeft zij van voorafaan in een atmosfeer van onoprechtheid, maar zij is bij het uitdrukken van deze onoprechtheid volkomen oprecht. (‘Ik heb me kostelik geamuseerd’, zegt de volksvrouw na de opvoering van De twee verstotelingen, ‘ik heb zo godsallemachtig lekker gegriend’). Het