evenwaardige en naar het doel elkander te volledigen gerichte bedeeling, zien evolueeren. Ook is deze evolutie goed merkbaar in het werk van den beeldhouwer Oscar, wanneer men den afstand meet die Moeder van De man met de trui scheidt. Van uitbundig en overmatig in het eerste beeld wordt in het tweede het licht sober, harmonisch met den vorm, in groote vlakken vergaard. Intensiteitspunten. Het licht wordt niet langer als de eenige constructieve waarde aanschouwd; daar echter waar het aanwezig is, zal het nu ook, beheerscht, meer waarde krijgen.
Wat deze techniek voor de Jespersen noodzakelijk maakte, was dat het overdrijven van de essentiëele eigenschappen in het weergeven van het objekt, om tot een evenwaardige weergave in de kunst te geraken, en equivalent met de waarde van het objekt in de natuur, volgens hunne meening, vooralsnog de meest primeerende hoedanigheid van de moderne plastiek moest worden. Eerstens overdrijving van het primeerende, om het daarnaast staande secundaire naar het tweede plan te drijven; dan volgt synthetiseering met volledige wegwerping van het overtollige decorum.
De portretten van Van Gogh (voornamelijk: De ziekenverpleger, Dr Gachet) kunnen wij als vertrekpunt van deze opvatting in de nieuwe plastiek, die hierin ongemeen veel verwantschap met de primitieven biedt, beschouwen. In dezen wil, de kunst tot een in het essentiëele saamgedrongen, en synthetisch werkende te maken, ligt ook de oorzaak van Cézanne's nieuwe vlakverdeeling, van Derain's elementarisme, van Henri Matisse's geconcretiseerde zuiverheid, van Delaunay's simultaneïsme.
Ik geloof wel dat het laatste werk, en meer dan dit de sterke evolutie in hun werk, - men mete den afstand voor Oscar van het beeld van Rik Cox tot De man met de trui; voor Floris van de fel door Van Gogh geïnspireerde Zonnebloemen tot De(n) groene (n) spiegel, - toelaat van hen te verwachten dat zij zich tot wegbepalende persoonlijkheden voor de plastische kunsten in ons land zullen ontwikkelen. Maar daarvoor hoeven zij snel op den nu door hen ingeslagen weg voorwaarts te gaan. Zij mogen nu geenszins in hunne evolutie stilblijven op een vaste plaats, omdat zij, van esthetisch standpunt uit, een resultaat zouden bereikt hebben. Zij moeten nog volledig met het ‘l'art pour l'art’-princiep breken.
In het werk van Floris Jespers verdwijnt eerst en vooral de invloed die de luministen op hem hebben uitgeoefend voor meer moderne invloeden. Van schilderij tot schilderij, van teekening tot teekening ziet men het objektivisme achteruit gedrongen, langzamerhand verwijderd. Men zou den afstand tusschen twee stillevens kunnen meten, ten eerste de zeer objektief weergegeven Koolen en appelen, ten tweede en daarentegen Weerkaatsingen.
Het procédé wordt eenvoudiger, simplistischer, wint veel aan persoonlijkheid en wordt daardoor inniger en warmer, in tegenstelling met het steeds harde oppervlakkige werkelijk eerlijk. Het schilderij wordt van zijn overtollig decorum ontlast, herleidt tot een reeds zeer saamgedrongen synthese. Oppervlakkig schijnt het dan dat Floris Jespers, als gevolg hiervan, van zijne technische vaardigheid verliest, omdat alles in dien zin minder luidruchtig, meer ingetogen geworden is. Daardoor echter ook warmer en levendiger. Deze concretisering wint meer en meer veld van stadium tot stadium, in Klare werk-