Gedichten(1935)–Paul van Ostaijen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] Koffiehuis Razend gedwarrel van stemmen, tot één geraas vergroeid. Hoge klarinetklanken. Saxophoon-geluiden en wat rest daar tussen: Geweldig koperen orkest. De buffetjuffrouw dromend. Heimwee of verlangen? Alles is hier een open raadsel. De oplossing echter vindt geen. Zacht autoritair de waard. Symbool van toekomst en verleên. En 't eeuwig spel van spelers schijn en wezen, vast het gelaat, niet te doorlezen; behoedzaam defensief, maar de sterkte van hen die niet vrezen. Solidariteit der spel-geruchten, van de tragisch-ernstige domino's, fatum-zwart, tot der biljartballen rood-wit luchtig vluchten. Geblaseerde rasta's; daarnaast huiselijke dikbuiken, - alles weerom schijn, - dames die eeuwig goedig toeluiken: allen Babel-bouwers van dezelfde gebazel-innigheid. Gebannen is de innigheid uit de straat, achtervolgde faun, binnen de koffiehuizen gedreven. De sterke muren zijn de sterke dam tussen dood en leven. Bij 't even openen der deur klinkt wat daarbuiten is, de trem, of 't geroep van een venter, als een onheimlijke stem, heel even. Dan herneemt 't orkest zijn razende galop. Vorige Volgende