Gedichten(1935)–Paul van Ostaijen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] Ik sta nu eenmaal voorbij de grens Ik sta nu eenmaal voorbij de grens aan dewelke ieder normaal mens moet stilstand houden. Een vriend heeft me onlangs verweten, dat ik buiten het normale - volgens hem het goede - ben getreden. Maar het lot - of wie? - heeft het zó gewild, want het heeft mij het ongewone voorbehouden. Niet ik ben ongewoon, maar wel mijn levenslot. Bij mijn vrienden heb ik steeds het grootste verlangen gekend om een schone liefde, in de nieuwe Lente. Maar mijn liefde ontstond op een Herfstavond, mijn grote liefde, even buiten de stad, in het wijde park, toen het door de mensen - de gewone dan? - gans verlaten was. Mijn liefde groeide sterk in de koude Winter, - enkele zeer mooie bloemen groeien dan. Daarom is mijn liefde dan ook oneindig schoon, al is zij, - 't spijt mijn vriend misschien, - wat ongewoon. Vorige Volgende