stromen. Een reserve heb ik alleen te maken voor vraag 11, een vraag die reeds herhaaldelik werd gesteld (de 10 beste boeken). Maar ik vind dat jij, die de vader van de gedachte bent, de introduktie zou moeten schrijven. Wat mij betreft, spijts ik me dus voor de antwoorden interesseer, ik zal zelf niet antwoorden. Het zou mij een vrij grote inspanning kosten een rechtzinnig, niet een diplomaties antwoord te geven en deze inspanning gebruik ik beter voor andere dingen. (Het grootste malheur, ik zal het je maar onmiddellik bekennen, is, dat ikzelf als redakteur van het tijdschrift, nauweliks verkiesbaar ben). Ik stem dus gaarne voor de enquête, maar ik blijf er gans buiten.
Over Monsieur Lecocq ben ik, spijts jouw en Cocteau's enthousiasme, niet goed te spreken. Ik las het eerste boek: M. Lecocq. De politiegeschiedenis kan men met spanning volgen. Maar dan, hoe duur moet men dit plezier betalen, wanneer men daarna, ruim 200 blz. lang, een geschiedenis moet slikken, die is ‘d'une insigne insipidité.’ En dan verdomme nog 4 blz. heb je die eerlike mensen die zich ontdekken en zeggen: ‘ah toi, tu es un brave!’ Kortom, het allerslechtste melos. Nu zou ik graag van je vernemen of je ook deze geschiedenis onder je bescherming neemt.
Ik zend je met deze de circulaire van een ander nieuw tijdschrift ‘Opbouwen’. Het is weer de oude Vlaams-katholieke sleur. ‘Mr. X heeft het hoofdredakteurschap aanvaard en Wies Moens hoopt binnenkort de letterkunde voor zijn rekening te kunnen nemen’. Een politiekommissaris schrijft niet slechter. - Maar belangrijk is wat deze mensen voor 50 fr. bieden. Een groot 4o formaat, 10 × 48 blz., plus