Bij jou is het gebruik van de kollewijnse weer een soort verzet tegen het gezag, tegen het geadmitteerde, tegen de gemeenplaats, de routine, enz. - Je vergist je: die mijnheer Kollewijn stel ik me als een vervelende vent voor, alleen moet ik toegeven dat men zijn orthografie gebruiken kan.
Het schijnt echter dat de mensen gezworen hebben: nu die arme v. Ostaijen ziek is, nu mogen wij hem wel een beetje goeie moed geven. Muls van Vl. Arb. schrijft mij een geestdriftige brief over mijn opstellen die, ‘binnen hun gebied, ver de productie van de andere vlaamse kritici te boven gaan en een gans andere toon brengen in de Vlaamse kritiek. Een volgehouden cerebraal werk’. - Maar, zie-je, dit sukses komt wel voor een groot deel op konto van mijn ziekte. Ook Marsman die, goddank daarover niets weet, schijnt tevreden. Hij verontschuldigt zich nogmaals geen tijd te hebben gehad, omdat hij in een blokperiode zit, (je veronderstelling was dus juist) en schrijft dan over mijn bespreking die hij, buiten een paar bijzakelikheden, toch ‘zo scherp’ vindt, ‘een prachtig voorstuk’ enz. Hij zegt ook dat hij aan hollandse kritiek niets heeft, dat zij oninstruktief is voor de dichter en dat de mijne daar zeer tegen afsteekt. Als ik nu ook zo maar eens een geestdriftige brief van een uitgever kreeg, om die dingen eens te bundelen! Het blijkt echter dat deze mensesoort minder met mijn opstellen is opgezet.
Het gaat beter. Ik lig weer op de chaise longue en geniet van deze schitterende Oktober. Natuurlik gaat die historie met de inblazingen nog altijd haar gang.
Met mijn hartelikste groeten, steeds
je Paul v.O.