‘Ja?’ vraagt Oom verheugd, ‘wat doen ze dan toch?’
‘Dat mag ik niet zeggen.’
‘Kom, vertel het mij maar, ik zal doen alsof ik het niet weet.’
‘Neen, ik mag het niet zeggen.’
‘Als ik er nu iets van wist,’ zegt Oom, ‘zou ik hen misschien wel met het een of ander kunnen verrassen.’
Mevrouw Stevens denkt een poos na en zegt dan:
‘Ja, ik geloof dat je er iets van weten moet, dan kan het nog veel aardiger worden. Luister dan; Corrie zal in het bosch overal gaan zoeken naar Korikeribi den opperste van de kabouters; ze roept dan al de kabouters op en die zullen zeggen dat Oom Frits Korikerebi is.’
Oom Frits zit aandachtig te luisteren, hij zit diep denkend aan zijn snor te trekken en roept dan eensklaps uit:
‘Mooi, uitstekend; ik zal Korikerebi zijn en een echte Korikerebi, dat zul je eens zien; en wanneer zal het zijn?’
‘Op 15 Augustus; je hebt zelf in Corrie's boekje geschreven, dat Korikerebi dan jarig is.’