zijn al de presentjes voor Oom Frits, want Oom Frits is Korikerebi.’
‘Ja, dat heb ik ook bedacht,’ zegt Lili; ‘nu moeten we bedenken welke presentjes we zullen geven. Het moeten natuurlijk kleine dingetjes zijn, want het is van de kaboutertjes en de nimfen.’
‘Wacht,’ zegt Paul, ‘ik zal Mama roepen, die kan altijd zoo leuk wat bedenken.’
Hij gaat de kamer in en komt terug met Mevrouw Boshamer. Lili vertelt haar plannetje en Mevrouw Boshamer vindt het heel aardig en zegt:
‘Mij dunkt het moeten allemaal dingen zijn, die in het bosch groeien of daar gevonden worden, bijv. een kransje van heide en mos en een mooi gesneden wandelstok, zooals Henk er verleden een voor Papa gesneden heeft.’
‘Een mandje met bramen,’ zegt Marie.
‘Een bouquet van grassen en gedroogde bloemen voor den winter,’ zegt Paul.
‘Een klein potje met honig.’
‘Een zakje met mooi wit zand voor Oom's zandkoker.’
Daar komen Henk en Jan Bamstien in de veranda.