Daar komen de Rensburgjes voorbij met regenmantels en parapluies.
‘Waar gaan jullie heen? vraagt Paul.
‘We moeten brieven naar de post brengen,’ zegt Marie.
‘Wat speel jullie prettig met de poppen,’ zegt Tineke.
‘De pret moet nog beginnen,’ zegt Paul, ‘komt ook bij ons, dan kun je meedoen.’
‘Dan zullen we eerst de brieven wegbrengen,’ zegt Marie, en ze loopen haastig door naar het postkantoor.
‘Wat ga je nu doen, Paul?’ vraagt Corrie.
‘Ik maak een tooneel, hier in dezen hoek, boven op de tafel. Laat eens zien, die pop is goed voor rooverhoofdman.’
‘Maar Paul, het is een meisjespop.’
‘O, dat hindert niet, het verbeeldt een verkleede roover. Al de roovers hebben zich in vrouwen verkleed en nu gaan ze dat kind rooven.’
Hij neemt een klein poppetje en zet het midden op de tafel. Hij laat een groote pop over de tafel wandelen; ze bukt zich over het kind en zegt met een pieperig stemmetje: