‘Ten tweede heb ik twee grootmoeders en een grootvader.’
‘Ik heb maar éen grootvader en éene grootmoeder,’ zegt Corrie, ‘maar ik heb Oom Frits, en die heb jij niet.’
‘Oom Frits? die is ook van mij.’
‘Welneen,’ zegt Corrie beslist, ‘Oom Frits is geen Oom van jou.’
Lili kijkt verbaasd en zegt:
‘En ik heb altijd Oom gezegd.’
‘O ja,’ zegt Maus, ‘iedereen zegt Oom, Leonard zegt het ook en al die jongens en meisjes die Oom kennen, maar Oom is alleen een echte wezenlijke Oom van Jaap, Corrie, Robbie en mij en van de nichtjes Stevens.’
‘Dus, dat geluk heb jij niet Lili.’
‘Och, ik zeg toch Oom en Oom is altijd zoo lief voor mij en ik heb nog zooveel andere prettige dingen.’
‘Ja, ik ook,’ zegt Corrie, ‘maar wat heb jij, dat ik niet heb?’
‘Ik weet het,’ zegt Maus, ‘tante heeft het gezegd. Lili kan altijd wat prettigs bedenken; als het