| |
| |
| |
Hoofdstuk IX.
De koperen bruiloft.
Het jaar begon slecht, want den zesden Januari, juist een dag, voordat de jongens hun elfden verjaardag zouden vieren, brak Flip op het ijs zijn arm. Hij was heel vlug op de schaats en had eerst met een paar jongens heel wild krijgertje gespeeld, zonder te vallen. Toen zag hij een man prachtige krullen trekken op het ijs en wilde dat nadoen; maar daarbij verloor hij zijn evenwicht en viel pardoes neer. Hij voelde dadelijk vreeselijke pijn in zijn arm, maar begreep nog niet, wat er gebeurd was. Eerst toen hij bij 't opstaan zijn arm wilde gebruiken, merkte hij, dat die er slap bij hing en dus gebroken moest zijn. Hij zag doodsbleek en vroeg een jongen, die dicht bij hem stond, of hij Henk ook zag. Maar Henk was niet te vinden en toen bracht die jongen hem thuis.
‘Kind,’ riep Moeder, ‘wat is er gebeurd? Wat zie je er uit!’
| |
| |
‘'k Heb mijn arm gebroken,’ kreunde Flip en viel op een stoel neer.
Moeder tilde den arm op en voelde, dat het waar was. Ze stuurde dadelijk Trui het dorp in, om te vragen, of ze daar den dokter ook wisten te vinden, en bracht Flip naar bed.
't Was akelig om te zien, zooals die arm daar naast hem neerlag. 't Duurde gelukkig niet heel lang, of daar kwam Vader aan. Dat was een heele troost!
‘Zoo Flipje,’ zei Vader, ‘zeker weer wild geweest, mannetje. Nu, wees maar bedaard, we zullen je wel helpen. Als eerst maar de arm is gezet, is de ergste pijn over.’
Maar, och, och, wat deed dat zetten een pijn! Flip wilde zich goed houden, doch kon het niet. Hij kreunde en gilde het uit, zoodat je het door 't heele huis kon hooren. 't Was vreeselijk om bij te wonen, vond Moeder. Vader was zulke karweitjes wel gewoon, maar vond het toch heel iets anders, zijn eigen kind onder handen te hebben. 't Was daarom een rust voor allen, toen de arm verbonden was en Flip van moeheid in slaap viel.
Toen hij wakker werd, was hij al veel beter te
| |
| |
spreken en vroeg, of Henk en zus bij hem mochten komen. Die brachten hem allebei iets van hun lekkers mee en bezorgden hem wat afleiding. Zus was o, zoo medelijdend en aaide Flip telkens. Haar mooiste pop mocht bij hem in bed zitten.
Van de verjaarsviering kwam den volgenden dag niet veel. Dat moest later maar eens dunnetjes overgedaan worden, zei Moeder.
Spoedig mocht Flip al weer naar school, maar schrijven kon hij natuurlijk niet, want 't was zijn rechterarm. Hij leerde dan vast zijn les, terwijl de andere jongens schreven. Gelukkig had hij geen pijn meer. Maar toen Vader den arm ging masseeren, was het weer vreeselijk. Flip zag er bleek van, vond Moeder, en hij was ook zoo hangerig.
‘Zou hij nog iets anders kunnen mankeeren?’ vroeg zij aan Vader.
‘Er zijn enkele gevallen van mazelen in het dorp,’ antwoordde hij, ‘'t kan zijn, dat Flip die onder de leden heeft.’
En zoo was het. Flip werd koortsig en na eenige dagen kwamen de mazelen uit. Erg ziek was hij niet. Maar hij moest eerst in bed en toen op de kamer blijven.
| |
| |
Wat was hij moeilijk bezig te houden, nu hij zijn arm niet gebruiken kon! Moeder was veel bij hem, maar Henk en zus mochten niet op de kamer komen.
Toch kreeg Henk het ook. En toen bij hem 't ergste voorbij was, begon zusje. Wat had Moeder het druk, zoo alle drie tegelijk, vooral omdat zusje nog al erg ziek was. 't Lieve kind was veel erger dan de beide jongens, want ze had hooge koortsen en de mazelen wilden maar niet uitkomen. Eén dag zat Moeder met een heel ernstig gezicht bij zusje's bed en kwam Vader telkens weer naar zusje kijken. Gelukkig kwamen de mazelen toch uit. En toen was ze in een paar weken weer beter, net als de jongens.
Met Flips arm ging het ook goed, maar hij moest nog wel gemasseerd worden en dat deed altijd nog pijn.
‘Foei, foei,’ zei Moeder, die doodmoe was van 't verplegen en er zelf slecht uitzag, tot Vader, ‘wat een slecht begin van 't jaar. Gelukkig, dat het nu gekomen is en niet van den zomer, want dan zou er van ons feest niet veel terecht komen.’
‘Neen, gelukkig hebben we dat achter den rug, en tegen dien tijd zijn we 't weer vergeten,’ zei Vader. ‘Het is pas over een half jaar.’
| |
| |
Ja, in Augustus zou 't zijn, het groote feest van de koperen bruiloft! Terwijl de kinderen boven moesten blijven, had Moeder er dikwijls over gesproken en verteld, dat er een groote partij gegeven zou worden en ze daar alle drie ook bij mochten zijn. 't Was zoo heerlijk, dat het juist in de vacantie trof, want nu kon tante Saar overkomen en aan alles helpen. De kinderen waren natuurlijk een en al gehoor, als Moeder over de plannen voor de koperen bruiloft sprak, en verheugden zich er al dol op.
Op de receptie zouden ze bruidssuikers mogen presenteeren en den avond van de partij heel lang opblijven. Er zouden veel familieleden en vrienden overkomen en dus zouden ze 't huis vol menschen hebben.
‘O, wat zal dat een heerlijke tijd zijn, met tante Saar er bij!’ riep Flip.
‘En wat heerlijk, dat we dan vacantie hebben,’ voegde Henk er bij, ‘geen school en geen huiswerk en den heelen dag pret; dat zal me een leventje zijn! Was het maar zoover!’
De jongens telden eerst de maanden, toen de weken en eindelijk de dagen, die nog verloopen moesten
| |
| |
vóór den 25sten Augustus. Wat een massa dagen nog, honderd zes en negentig.
Maar de tijd gaat gauw voorbij. En 't werd al leuk, toen tante Saar geheime briefjes ging schrijven, aan hen zelf geadresseerd, die Vader en Moeder volstrekt niet mochten lezen. Ze schreef daarin: ‘Jullie moet zelf wat voor Vader en Moeder maken, dat is veel aardiger dan iets te koopen. En nu heb ik iets heel geschikts bedacht. Henk moet twee flesschenbakjes maken en Flip zes glazenbakjes. Ik heb daarvoor op ronde plankjes een mooi figuur geteekend en nu moet jullie precies op de lijntjes heel regelmatig kleine koperen spijkertjes inslaan. Als jullie ze af hebt, laat ik er glaasjes op maken en een mooi koperen randje er om heen. Het is een prettig werkje en gaat nog al gauw. As ik kom, breng ik alles mee.’
‘Dat is leuk!’ riep Flip uit, ‘dat heeft tante goed bedacht! Maar 'k vind het alleen veel te weinig, zes glazenbakjes, ik maak er twaalf.’
‘Ja,’ zei Henk, ‘en twee flesschenbakjes is ook niet genoeg, ik maak er minstens vier.’
Dadelijk schreven ze er aan tante over. Toen deze de brieven ontving, vond ze den ijver heerlijk en schreef
| |
| |
terug: ‘Dat is best, hoor, jongens, er zijn plankjes en spijkertjes genoeg!’
Toen er een volgenden keer weer een brief van tante Saar alleen voor de jongens kwam, riep Vader uit: ‘Dat kan wat worden, als 't nu al zoo begint!’ En hij deed of hij vreeselijk nieuwsgierig was.
De jongens liepen gauw met den brief naar boven en lazen, dat tante bezig was, een voorstelling voor hen en zus te maken. Zij zouden verkleed worden als boertjes en zus als een boerinnetje, en zoo het bruidspaar komen feliciteeren. De versjes zou tante gauw sturen; die konden ze dan vast vooruit leeren.
‘Heerlijk,’ zei Henk, ‘dat moeten we zus vertellen.’ Ze riepen dus zus er bij en zeiden, dat ze haar ook een geheim zouden vertellen, als ze beloofde, dat ze het zeker niet aan Vader en Moeder zou verklappen. Zus beloofde dat plechtig en vond het heerlijk, dat ze nu ook wat van de geheimen weten mocht.
Kort daarop stuurde tante de versjes, die heel gemakkelijk waren. Reeds na een paar dagen schreven de jongens terug, dat zij het hunne al kenden. Zus was nog niet zoo ver; die zou 't wel leeren, als tante er was.
| |
| |
En eindelijk kwam tante; dat was een vreugde! Ze ging na het eten met de kinderen het bosch in en vertelde toen een heeleboel meer. De kinderen moesten nòg iets vertoonen, maar daarvoor behoefden ze niets te leeren. ‘Ik heb,’ vertelde tante, ‘op een wit laken een groot klaverblad geschilderd van drie bladen. In elk blad heb ik een luikje geknipt, dat opengaat, zoodra jullie je hoofden er door steekt. Eerst zien de menschen dus niets dan het klaverblad, terwijl ik een vers opzeg en jullie er stilletjes achter staat. Zoodra ik de woorden: “Maar de grootste schat is dit klaverblad” uitspreek, kom jullie in eens ieder met je hoofd door een luikje heen.’
‘O, tante, wat leuk, wat eenig, wat dol!’ klonk het haar tegen uit drie monden. ‘Mogen we dat klaverblad eens zien?’
‘Ja,’ zei tante, ‘straks mag je alles zien.’
Plotseling hield ze stil, want daar kwam Moeder aan.
‘Ik kon het niet langer uithouden,’ zei ze, ‘jullie laten me zoo alleen.’
Daarop vlogen de kinderen alle drie naar Moeder toe. Maar ze bleven niet lang bij haar, want ze hadden
| |
| |
dien avond schrikkelijk veel haast om naar bed te komen. Tante zou ze brengen, en dan eerst even alles laten zien.
Daar stonden ze nu met uitgerekte halzen vol verwachting om den koffer heen, terwijl tante alle schatten uitpakte. Even mochten ze de hoofden door de luikjes van 't klaverblad steken, om te zien, of die groot genoeg waren. Ook werden de boerenpakjes aangepast. Dat viel gelukkig mee, er was niet veel aan te veranderen; hier wat inspelden en daar een oprijgsel, dan was het klaar. O, wat zagen ze er aardig uit! Ze mochten zich zelf even voor den spiegel zien en dansten met zijn drieën van pleizier.
Maar nu werd het werkelijk bedtijd, dus stopte tante ze er gauw in.
Den volgenden morgen na 't ontbijt nam tante de jongens mee naar haar kamer en begon het maken van de bakjes. Ze vonden het een dol gezellig werkje en 't stond allerliefst, die fijne koperen knopjes op het hout. Wel gebeurde het nog al eens, dat een spijkertje een beetje scheef werd geslagen. Maar dat mocht niet blijven; dan moest het er uitgehaald worden, want 't moest heel precies. Daardoor schoot het niet zoo hard
| |
| |
op als de jongens gedacht hadden; maar toch kwam Flip dien ochtend met één plankje klaar en Henk met de helft van het groote plankje voor een flesschenbakje.
‘Ziezoo,’ zei tante, ‘nu is het genoeg. We werken er elken morgen een uurtje aan, tot ze klaar zijn. Nu zal ik jullie nog wat vertellen. Morgen komt de fotograaf uit de stad, om jullie drietjes te fotografeeren, en zullen we je ook in de boerenpakjes en met de hoofden door 't klaverblad laten nemen.’
‘Maar tante,’ zei Henk, ‘als Moeder nu ziet, dat de fotograaf komt?’
‘Laten we Moeder in de huiskamer opsluiten,’ bedacht Flip.
‘Dat zou niet veel helpen,’ zei tante, ‘want 't moet in den tuin gebeuren, dus dan zou ze het toch door het raam zien. Neen, Moeder moet het huis uit. Ze moet maar een visite gaan maken bij Karels moeder in de pastorie.’
En zoo gebeurde het. ‘'t Is wat moois,’ zei Moeder, ‘dat ik mijn eigen huis word uitgestuurd.’ Maar ze ging toch met een lachend gezicht.
Spoedig daarna kwam de fotograaf en werden ze
| |
| |
driemaal genomen; eenmaal in hun beste kleeren, eenmaal in de boerenpakjes en eenmaal als 't klaverblad met de hoofden door de luikjes. De fotograaf dacht wel, dat het goed gelukt was.
Intusschen naderde de groote dag en werd het hoe langer hoe feestelijker. Veertien dagen te voren begon het al met bloemen en cadeaux. Als er een postpakket bezorgd werd, ging er een luid hoera op in de gang en kwamen de jongens er juichend mee binnen. Tante had nog heel wat moeite om ze 's morgens een uurtje aan 't werk te houden. Zoodra ze maar iets bijzonders hoorden, wipten ze weg.
‘Morgen moeten de plankjes nu klaar zijn, want 't wordt hoog tijd, dat de randjes er om gemaakt worden,’ zei tante eindelijk. ‘Waar blijf jullie nu met je goede voornemen, om er dubbel zooveel te maken? Ik dacht wel, dat het zoo gaan zou!’
Gelukkig kwam het werk dien dag nog net klaar.
De receptie zou den 25sten Augustus zelf zijn. Dat was op een Vrijdag, en dan zou den Zondag daarop de partij plaats hebben.
O, o, wat een drukte die laatste week! Gelukkig was nicht Jo gekomen, om te helpen. Dat was heerlijk voor
| |
| |
tante Saar, die 't haast alleen niet af kon. Zij hielp nu bij de repetities aan het verkleeden en tante vertelde aan de kinderen, hoe ze als boertjes en boerinnetje moesten loopen en staan, welke bewegingen ze moesten maken en hoe ze moesten buigen. Ze hadden dollen schik en deden 't heel aardig.
Nu begon alles goed op te schieten. Alleen de bakjes waren er nog niet. Als die nu maar bijtijds thuiskwamen, want morgen was de groote dag, waarop ze gegeven moesten worden. De jongens werden er ongedurig van en liepen telkens den weg op, om te kijken, of de post er niet aankwam met een pakje. Eindelijk, om zeven uur, kwam hij er gelukkig mee. Ze liepen gauw naar tante, om de bakjes met haar te bekijken, en waren er verrukt over, zoo keurig als hun cadeau er nu uitzag.
Den volgenden morgen mochten Vader en Moeder pas om half negen in de tuinkamer komen. Maar tante Saar, nicht Jo en de jongens waren er al om zeven uur, om de stoelen en de serre met groen en bloemen te versieren.
't Zag er beeldig uit, en toen de klok half negen sloeg, kwam het koperen paar gearmd binnen. Ze
| |
| |
moesten dadelijk op de versierde stoelen gaan zitten en toen begon het feliciteeren en cadeaux geven, het kussen en handdrukken zonder eind.
Vader en Moeder vonden de bakjes prachtig en het mandje, dat zus gevlochten had, ook. Na nòg eens en nòg eens bedankt te hebben, zei Vader, terwijl hij keurige pakjes te voorschijn haalde:
‘En hier is nu een herinnering aan de koperen bruiloft van Moeder en mij voor de kinderen.’
Het drietal opende de doosjes en wat zat daarin?..... Voor Henk en Flip ieder een prachtig zilveren horloge en voor zus een beeldig zilveren armbandje. Dat hadden ze nu heelemaal niet verwacht; wat waren ze daar blij mee! Het armbandje werd dadelijk aangedaan en de jongens vroegen een koordje, om ook hun schat zoo gauw mogelijk te kunnen dragen.
Vóór de koffie kwamen er al menschen om te feliciteeren. En toen de receptie om twee uur begon en 't bruidspaar in feestgewaad voor de canapé stond, stroomde het letterlijk de kamers in en uit. Nu kon je eens zien, hoe bemind Vader was bij zijn patienten en hoe geacht door alle dorpelingen. Velen brachten hem iets mee, een kaasje, een tulband, een taart of een
| |
| |
De jongens en zus hadden het druk.
| |
| |
bloempot. Hij wist haast niet, waar hij 't laten moest. En er kwam aan 't handenschudden geen einde.
De jongens en zus hadden het druk met bruidssuikers te presenteeren en vergaten zichzelf daarbij niet.
Zus zag er schattig uit in een fijne wit geborduurde jurk met blauwe strikken. En de jongens hadden mooie witte pakjes aan met matrozenkragen. Als er weer een familielid of vriend kwam, die de jongens in lang niet gezien had, hoorden ze roepen: ‘En waar zijn de tweelingen?’ Dan vlogen ze naar voren, om zich te vertoonen.
Wat een drukte en vroolijkheid, wat een gelach en gepraat! En dat duurde zoo tot half vijf toe.
Toen gingen de menschen zich even verfrisschen in den tuin en werd er intusschen gedekt. Wat was het gezellig aan tafel met twee ooms, twee tantes en neef Piet er nog bij, die allen bleven logeeren tot na de partij.
‘'t Is een jolige boel,’ zei Flip, die best met al die gasten kon omspringen, maar toch 't meest schik had met neef Piet.
's Zaterdags moest er voor 't laatst gerepeteerd worden en gelukkig ging nu alles goed.
| |
| |
Zondagmiddag werd er vóór het diner een groote rijtoer gemaakt. Twintig gasten waren er bijeen. Dat ging net in twee landauers en een groote Jan-Pleizier. 't Was gelukkig mooi weer en allen stapten vroolijk in. De jongens zaten natuurlijk in de Jan-Pleizier; Flip met neef Piet in den kattebak, terwijl Henk een heerlijk plaatsje had naast tante Saar.
Juist vóórdat ze instapten, had Flip een kok in huis gezien met een paar knechts. Onder het rijden vroeg hij nu aan neef Piet: ‘Hebt u dien dikken kok ook gezien? Wat zullen we vanmiddag smullen!’
Hij verheugde zich dol op de partij en had moeite, om neef Piet niets van de voorstellingen te verklappen.
Nadat ze een uur gereden hadden, werd er halt gehouden aan een uitspanning en onder vroolijk gelach en gepraat iets gebruikt. Toen werd even in een kring om het bruidspaar gedanst en daarna weer ingestapt, om langs een anderen weg naar huis terug te rijden.
Intusschen hadden de knechts gedekt. Het dessert stond op tafel: taarten, vla's, vruchten, bonbons, alles op glinsterend kristal en daartusschen allemaal bloe- | |
| |
men. Zoo iets prachtigs hadden de kinderen nog nooit gezien.
De gasten werden nu verzocht aan tafel te gaan. Flip zat tusschen neef Piet en nicht Jo in, Henk naast tante Saar en zusje naast Moeder. Telkens als Flip iets bijzonder lekker vond, knikte hij Moeder toe en maakte een beweging met zijn hand, of hij riep hardop: ‘Lekker, hè Moeder?’
‘Krijgen we nu nog al meer?’ vroeg Henk aan tante.
‘Ja,’ zei tante, ‘nu nog één gerecht, en dan beginnen de voorstellingen.’
O, wat verlangden de jongens daarnaar! Ze hadden nu al zoo lang stil gezeten.
‘Ziezoo,’ zei Flip hardop, toen hij mocht opstaan, ‘nù begint het!’ En weg vlogen de kinderen om verkleed te worden.
De gasten liepen even rond en werden daarna verzocht, voor de serredeuren te gaan zitten. Toen die na een poosje opengingen, zagen ze het klaverblad en begon tante Saar haar vers op te zeggen. Bij de woorden: ‘Maar de grootste schat is dit klaverblad,’ staken de kinderen precies tegelijk hun hoofden door de
| |
| |
luikjes en ging er zoo'n gejuich op, dat tante een oogenblik niet kon doorspreken. Gelukkig hoefden de kinderen niet ernstig te kijken, want dat hadden ze niet gekund. Ze lachten de menschen maar stilletjes toe, tot tante's toespraak uit was en de serredeuren weer dicht gingen. Daverend handgeklap volgde en nog wel driemaal moesten de kinderhoofden zich door de luikjes vertoonen.
‘Ziezoo,’ zei tante, toen de serredeuren dicht bleven, ‘dat vonden ze aardig. Gelukkig, dat jullie je boerenpakjes nu al aan hebt, dan kan de andere voorstelling gauw beginnen.’
De deuren gingen nu na een korte poos weer open en de kinderen traden ieder met een pakje in de hand op het bruidspaar toe, dat natuurlijk vlak vooraan zat. Om beurten zeiden zij nu hun vers op, dat ze gelukkig vlot van buiten kenden en maakten er aardige bewegingen bij. Daar na reikten ze ieder een van de goed geslaagde foto's over en maakten een diepe buiging.
‘Bravo!’ riep Vader en allen klapten zóó hard in de handen, dat zus er haast verlegen van werd. Moeder nam haar lief boerinnetje op schoot, de jongens werden door de gasten aangehaald en allen drongen
| |
| |
naar voren, om de foto's te zien. Ze waren alleraardigst en bijzonder goed uitgevallen. Met tranen van vreugde in de oogen bedankte Moeder tante Saar voor de aardige verrassing.
Na afloop van de voorstellingen gingen de gasten even in den tuin. Daarna zou 't dessert beginnen. Hè, wat verheugden de jongens zich daarop! En er zou ijs ook komen!
‘Houdt U ook zooveel van ijs?’ vroeg Flip aan neef Piet.
‘Ja,’ zei neef, ‘ik houd er heel veel van. Wij zullen er ons samen flink van bedienen.’
Flip had aan neef Piet een heerlijken buurman, die hem van alles toestopte, zoodat hij langzamerhand een bergje lekkers naast zijn bord had liggen.
‘Past Flipje wel op zijn maag?’ vroeg Moeder van den overkant van de tafel, toen hij een paar flinke scheppen citroenvla nam. Ze wist, hoe dol hij daar op was.
‘Jawel, Moeder,’ antwoordde Flip en nam er nog een klein schepje bij.
Henk kreeg een wenk van tante Saar, dat hij niet door mocht eten, toen Oom was opgestaan om te
| |
| |
spreken, met het glas in de hand. Dat was een beetje vervelend, dat telkens stil zijn onder 't spreken. De jongens waren maar blij, als ze aan 't eind mochten zingen: ‘Lang zullen ze leven in Gloria!’
‘Lang zal tante Saar leven in Gloria!’ riep Flip op een oogenblik, toen allen stil waren.
‘Juist,’ zei Vader. ‘Flip, je neemt me de woorden uit den mond.’ En toen begon Vader tante te bedanken voor al de moeite en zorg, die ze gehad had, en klonk er aan 't eind een luid hoera voor tante Saar.
Nu stonden meteen alle gasten op en kwamen de rijtuigen voor om ze naar 't station te brengen.
Bij 't afscheid nemen vroegen oom en tante uit Amsterdam, of de jongens wel lust hadden, 't volgend jaar bij hen en neef Piet te komen logeeren.
‘Nu, of we daar lust in hebben!’ riepen ze. ‘Mag het, Moeder?’
‘Zeker,’ zei Moeder, ‘als jullie het volgend jaar door je examen voor de Hoogere Burgerschool komt, mag je, wat mij betreft, gaan.’
Toen alle gasten vertrokken waren, moesten de kinderen gauw naar bed, want 't was al half elf. Tante Saar en nicht Jo brachten ze naar boven. Moeder
| |
| |
kwam na een poosje nog even de jongens instoppen en zeggen, dat ze de voorstellingen zoo prachtig gevonden had.
‘Hoe vindt jullie nu zoo'n koperen bruiloft?’ vroeg ze nog.
‘Heerlijk,’ zei Henk.
‘Ja, zóó heerlijk, dat ik wou, dat er 't volgend jaar weer een was,’ voegde Flip er bij.
|
|