klein vogeltje liggen, dat uit 't nest was gevallen en nog niet vliegen kon. Hij raapte het op en zag dat het gelukkig nog leefde. Maar wat moest hij er mee doen? Als hij 't liet liggen, was het voor de poes. Als hij 't naar huis bracht, kwam hij te laat. En als hij 't mee naar school nam, zou hij van dien strengen meester zeker straf krijgen. Veel tijd om te bedenken was er niet. Daarom stak hij het diertje maar gauw in zijn zak en kwam nog net bijtijds op school. Hij durfde het den meester niet te zeggen. Maar de beweging, die hij telkens in zijn zak voelde, en de angst, dat het diertje dood zou gaan, maakten, dat hij in 't geheel niet oplette en erg onrustig in de bank zat te draaien.
De meester had het zeker al gemerkt, want die keek hem telkens met dreigende blikken aan. Dàt was niet om uit te houden. Flip kreeg het er benauwd van. En daarom nam hij in eens een kloek besluit en stak den vinger op, terwijl hij dacht: ‘Dan maar straf in vredesnaam.’
‘Wat heb jij, Flip?’ vroeg de meester.
‘Meester, ik heb een jong vogeltje in mijn zak. En ik ben zoo bang, dat het stikken zal.’
‘Hoe kom jij aan een jong vogeltje, jongeheer? Heb