Hasselts maagden-rijm. Bestaande in geestelijke meditatien, etc.
(1677)–Christina van Os– Auteursrechtvrij
[pagina 161]
| |
Stem. Gy die na Christi naam etc.1.
KOmt rouw, komt swarte rouw, komt wilt nu overkleden
Een soet en eenig kind sijn droeve teere leden,
Gelijk een dieper rouw bekleed haar innig hert,
Om dat haar weerdste Pand van haar genomen wert.
2.
Behangt haar Kabinet ook vry een weinig dagen
Met rouw en enkel swart, laat dat ook droevig klagen,
Dewijl dit is geweest haar stil en heim vertrek,
Alwaar sy met haar God so dikwils hield gesprek.
3.
Ach! so een zaal'ge ziel van ons te zijn ontnomen,
Hoe treuren d' arme nu, hoe sugten laas de vromen!
De arme roepen ach! Me-vrouw van Bellinkhof,
Haar milde hand in 't graf, in 't nietig aarden stof.
4.
Schreit vry, ik sta 't u toe, laat u traan-aders leken,
Om haar, die u haar brood al troostende ging breken,
| |
[pagina 162]
| |
Die u so veel besogt, in siekt en swaren nood,
Is nu eilaas! van hier, ô dood! ô wrede dood!
5.
Hoe waart gy dog so rê, so haastig weg te slepen,
So 'n Spiegel van ons tijd, ach! 'k had my haast vergrepen,
Het is het wijs beleit van haren Hemels Vrind,
Die haalt tot hem 't geen hy voor eeuwig heeft bemind.
6.
Mijn Soete weest getroost, Mamma die is daar boven,
In 't zalige Salet, daars' eeuwig God sal loven;
Volgt haar exempel na, haar soete les op les,
So salz' u na haar dood zijn moeder en matres.
7.
't Is Jesus die Mamma tot hem heeft op gaan halen,
(Sy moest niet langer zijn in 's werelds droeve qualen)
En kroont haar met die glans die noit geen oog en sag,
Verwagt haar dogter daar, als komt haar stervens dag.
|
|