Hasselts maagden-rijm. Bestaande in geestelijke meditatien, etc.
(1677)–Christina van Os–Stem. Gy die na Christi naam etc.1.
'k SAt lestmaal in de Kerk en hoord' Gods Dienaar preken
Het Woord Gods, 't suiver Woord seer kragtig tot ons spreken
Daar wierd bestraft, getroost, daar wierd vermaan gedaan,
Daar was een grote schaar die neerstig hoorden aan.
2.
Maar onder dit getal sag ik verscheiden slapen,
Ik dagt, ach mogt ik my hier in ook niet vergapen,
Dat ik door and'ren sou beletten mijn gehoor,
Mijn God, mijn lieve God behoed my daar dog voor.
3.
Dit duirde langen tijd, tot ik ten lesten hoorde
Een hond die basten hard, dat 't slapers oor doorboorde,
Wel menzen schaamt u nu, sal 't bassen van een hond
U d' ooren open doen, en niet Gods suiver mond?
4.
Sal een onred lijk beest u d' ooren wakker maken?
| |
[pagina 127]
| |
En niet Gods reine Woord veel meer u doen ontwaken?
Die Hemelze Trompet, die daar so luide klinkt,
't Is wonder, dat die niet u hert en ziel doordringt.
5.
Maar denkt 't is 't oordeel Gods dat in u werd bevonden,
Het is u eigen schuld, het zijn u vuile sonden,
Die wiegen u in slaap, ô ongelukkig menz!
Liet gy die uit de Kerk, gy hoorde na u wenz.
6.
Soud gy wel voor het oog eens Prins so durven komen?
Wanneer hy tot u sprak, gy dan soud sitten dromen?
Hy seid' wel tot sijn knegt, segt desen luyaart aan
Dat hy hem pakt van hier, en hier ook blijv' van daan.
7.
Gy komt hier voor geen Prins, maar voor dat heilig Wesen,
Waar voor de grootst' Monarch moet staan vol schaamt en vresen;
Aardwormen als gy zijt, komt bevend voor die staan,
Die u maar met een wenk kan dood ter aarden slaan.
8.
O Heer! vergeeft ons dog die oneerbiedigheden
Die wy aan u begaan, geeft dat w' ons lome leden
Opwekken tot aandagt, verbeteren dit quaad,
En so u heilig Woord ontfangen in genaad.
|
|