Hasselts maagden-rijm. Bestaande in geestelijke meditatien, etc.
(1677)–Christina van Os–
[pagina 37]
| |
Stem. Galathea geestig Dier.I.
SOete Jesus Hemelink,
Hemels is u Name;
'k Acht' nu alles niet een dink,
Gy zijt d' aangename,
Die mijn ziel alleen besit,
Ik u heiligheit aanbid;
Jesus sonden-staker,
Soete Saligmaker.
II.
Jesus is mijn eeren-krans,
Schande moet nu wijken;
Jesus is mijn deugden glans,
Sonde moet beswijken,
Jesus is mijn hoogste goet,
Armoed' gy vertrekken moet,
Jesus die is mijne,
En ik ben de sijne.
III.
'k Sal nu met vrymoedigheit,
Treden tot den Vader,
Nemen so mijn Saligheit
In mijn arm en nader;
So tot sijn genaden throon,
Seggen Vader hier 's u Soon,
Die gy voor mijn leven
Hebt ter dood gegeven.
IV.
Al ben ik daar vreugde is,
Ja in 't grootst' vermaken,
| |
[pagina 38]
| |
En daar mijnen Jesus mis,
'k Wou dat alles staken;
Liever met mijn Jesus zijn,
In de alderswaarste pijn,
Mag ik hem genieten,
Niets sal my verdrieten.
V.
Komt de werelt vleien my,
En so staag flatteren,
'k Heb mijn Jesus aan mijn zy,
'k Wil van hem niet keren;
Maar met hem gaan leven soet,
Een regt Hemels leven goet,
Werelt wilt niet roemen,
'k Sal my Jesus noemen.
VI.
Komt het vleez my lokken aan,
Dag op dag tot sonde,
'k Heb mijn Jesus aangedaan,
Die de sonde wonde,
'k Ben met hem gekruist, gedood,
Lustig ziel gy hebt geen nood,
't Vleez dat moet dog wijken,
't Zeil voor Jesus strijken.
VII.
Ben ik in versoeking groot,
O dat sware lijden!
Dan ook heeft mijn ziel geen noot,
Jesus helpt my strijden:
Duivel, hel, het moet al t' saâm,
Wijken voor die soeten naam,
Dit maakt my vrymoedig,
Seker en voorspoedig.
VIII.
Als verlaten scheen mijn ziel,
En so lag in 't woelen,
Jesus my geselschap hiel,
Al kond' ik niet voelen:
| |
[pagina 39]
| |
Want hy riep in sijn kruis-lot,
Wat verlaat gy my? mijn Godt!
Op dat ik vol vresen,
Niet alleen sou wesen.
IX.
Als ik ligg' in stervens nood,
'k Sal daar voor niet beven,
Want mijn Jesus stierf de dood,
Op dat ik sou leven:
'k Houd' hem in mijn armen teer,
Stervend' leev' ik met mijn Heer,
Jesus Hemels Koning,
Voert my in u woning.
X.
Daar sal ik met Vader, Geest,
Eeuwig met u wonen,
Na dit strijden onbevreest,
Sult my salig kronen.
Al mijn vreugd sal 't soet aanschijn
Van mijn soete Jesus zijn,
'k Wenz met groot verlangen
Om u Heer t' ontfangen.
|
|