Hasselts maagden-rijm. Bestaande in geestelijke meditatien, etc.
(1677)–Christina van Os–Stem. Sal ik u trouwe.1.
DE Mey begint nu
Haar soet te tonen;
O vrolijke tijd!
Ja sy bemint u
Met bloemtjens te kronen,
Te maken verblijd.
De vogeltjens springen,
En quinkeleren,
Ja zijn vol vreugt;
Om met haar singen
Den Schepper te eeren,
Ziel weest verheugt.
2.
Ei! komt eens buiten,
Hoe schoon de bomen
Vol bloessem staan;
De jonge spruiten
| |
[pagina 21]
| |
By soete stromen,
Met groen belaân.
Dat nu te winter
Scheen dood te wesen,
Staat levend hier:
Mijn ziel begint 'er,
En word verresen,
Die dood zijt schier.
3.
Aanschouwt de velden,
Gy sult Gods werken
Sien wonderlijk:
't Koren sal melden,
Wilt daar op merken,
Sijn gaven rijk.
Hoe mild gy Heere
U hand doet open,
En geeft ons brood;
Om ons te leeren
Tot u te lopen,
In hongers nood.
4.
Gaat door de beemen,
En groene weiden,
Aanschouwt daar weêr,
Hoe 't vee gaat sweemen,
En sig vermeiden
In 't gras seer teer.
Dat nu wy menzen,
God daar voor prijsen,
Om dat so soet,
Ons geeft na wenzen
Van alle spijsen,
In overvloet.
5.
Mijn ziel, laat bomen,
Gras-rijke weiden,
Laat beesjens veel,
En 't koren komen,
| |
[pagina 22]
| |
Van sond' u scheiden,
Draagt vrugten eel.
Sult dan beleven
De Mey der g'naden;
God sal een kroon
Op u hooft geven,
Dies sult u baden
In wellust schoon.
|
|