Hasselts maagden-rijm. Bestaande in geestelijke meditatien, etc.
(1677)–Christina van Os–Stem. Ps. 8. O! onse God en Heer etc. Of 2. versen voor 1. Ps. 18. 32. en 45.1.
BArmhertig God, die Vader zijt der ligten,
Den avond naakt, den dag begint te swigten;
| |
[pagina 18]
| |
De Sonne schuilt met hare stralen heet,
De nagt die dekt d' aard' met haar donker kleet.
2.
Ei! laat u lieflijk aanschijn ons omschijnen,
Dat duisterheit der sonden mag verdwijnen;
Wilt met u Geest bestralen dog mijn hert,
Op dat het van onsuiver, suiver wert.
3.
Als menz en vee door arbeit t' slapen lusten,
Hebt gy den nagt verordineert te rusten:
O grote God! hoe wijs is u bestier?
Hoe groot u sorg voor menz en ook voor dier?
4.
Dat niet alleen, maar u sorgvuldigheden
Zijn dag op dag, en al den tijd voorleden
Voor ons geweest, maar Heere ik beken,
Dat ik so groten gunst onwaardig ben.
5.
Dewijle ik u Majesteit door sonde
Heb veel bedroeft, met hert en ook met monde:
| |
[pagina 19]
| |
Maar lieve God, 'k beken mijn grote schult;
Vergeeft mijn dwaasheit dog, en hebt gedult.
6.
Bedekt ons onder uwe vlerken spoedig,
Gelijk een Henn' haar jonge kiekskens goedig:
Geeft, als wy met ons lichaam slapen gaan,
Dat onse ziel altijd mag wakker staan.
7.
Tegen 't gewelt des Satans, die u kind'ren
Soekt te verstrikken, wilt dat dog verhind'ren:
Bewaart ons voor een haast'ge snellen doot,
Voor water, vuir, en alle qualen groot.
8.
Die krank na ziel of lichaam mogen wesen,
Wilt haar (mijn God) so 't u belieft genesen,
Belieft 't u niet, so geeftze Heer gedult,
En doet haar denken, 't is mijn sonden schult.
9.
En dat gy haar niet boven haar vermogen
Besoeken sult, laat dog u liefdens oogen,
| |
[pagina 20]
| |
Nu en altijd gaan over ons en haar;
Bewaart ons dog voor ziel en lijfs-gevaar.
10.
Dan sullen wy u eere t' allen stonden
Groot maken, en ons wagten voor de sonden,
Die d' oorsaak zijn van al dat grote quaad:
Ik bid u God, geeft dat in u genaad'.
|
|