Hasselts maagden-rijm. Bestaande in geestelijke meditatien, etc.
(1677)–Christina van Os–Stem. Wat voor geneugt etc.1.
ONlangs quam ik door de hoven gaan,
'k Ging de paadjens langs met mijn ooge,
'k Sag de aarde met bedroeftheit aan,
D'wijl sy lag heel dorstig en droge:
God dé den milden Hemel op,
Ende goot sijn zegen Geilen rijpen regen,
Ende goot sijn zegen Uit des Hemels top,
Op de dorre Aarde drop op drop.
2.
Doen ontfonkte bloeme, kruit en gras,
Dat schier was verdort en verstorven,
En het kreeg op nieuw weer soet gewas
Of 't weer leven hadde verworven.
| |
[pagina 13]
| |
'k Dacht, Levens Ader en Fontein,
Die so mild komt geven 't Geen dient tot ons leven,
Die so mild komt geven 't Gewas der Aard' rein,
Laat ons daar voor danken u allein.
3.
Mijn ziel, blijft niet starren op de Aart,
Maar besiet u selven doch te degen,
Of gy die ook niet gelijk en waart,
Die in 't goed' schier dor zijt gelegen;
Klaagt het dan die de herten kent,
Bid, hy u wil geven Een nieuw geest'lijk leven,
Bid, hy u wil geven Vruchten in dees lent,
En gy worden meugt een vruchtbaar ent.
4.
Want de Aard' kan u niet loven Heer:
Maar als ik het van u heb verkregen,
Dan sal ik verkonden recht u eer,
En u danken voor milden zegen.
| |
[pagina 14]
| |
Brengen dan dubbel vruchten voort,
En afstaan van sonden Die u en my wonden,
En afstaan van sonden Spreekt Heer maar een woort,
Ei! spreekt Heer doch, en u dienstmaagt hoort.
|
|