Hasselts maagden-rijm. Bestaande in geestelijke meditatien, etc.
(1677)–Christina van Os–Stem. Ik wou dat ik een Vogel waar.1.
HOort! hoe ons Muzje 't singen mint,
Hoe vrolijk is dat beestje?
So haast de lichten dag begint,
Dan quinkeleert dat geestje.
2.
Recht of het met sijn singen woû
Sijn Schepper loven, prijsen,
En of het voor sijn kostjen soû
Den Gever dank bewijsen.
| |
[pagina 7]
| |
3.
Wel leer nu dog, mijn ziele leer
Dit van so kleine beesten,
Dat gy ook vroeg zijt in de weer,
En loof den God der geesten.
4.
Gy hebt vry reden, om u Heer
Ook dankbaarlijk te leven;
Dewijl u Vader u veel meer
Als 't Muzje heeft gegeven.
5.
Siet, hoe het kleine diertje tiert
In 't kouwtjen nauw besloten,
Hoewel het daar geen uitkomst viert,
't Springt, 't huppelt onverdroten.
6.
Kom dan mijn ziel, sit niet bedut,
Wilt geest'lijk vrolijk wesen,
Al woont gy in een leemen hut,
't Zy geen belet in desen.
| |
[pagina 8]
| |
7.
Die 't Muzje in de ruime lucht
Gink uit sijn kluisje laten,
Hoe woud' het tijgen op de vlucht,
By al sijn kameraten.
8.
Wel nu mijn ziele, (tot besluit)
Al ligt gy ook besloten,
Gy sult haast vrij'lijk vliegen uit,
Na d' Hemels huisgenoten.
|
|