Hasselts maagden-rijm. Bestaande in geestelijke meditatien, etc.
(1677)–Christina van Os–Stem. Psal. 13. Hoe lang hebt gy, etc.1.
O Trouwe Herder Isr'els goet!
Wy danken u, dat, als wy soet
Nu sliepen, hieldet gy de wachte,
Als niemant op onheil en dachte,
Hebt gy ons so getrouw behoet.
2.
Mijn Vader, 'k bidde u, dat gy
Ons sterkt met uwen Geest, dat hy
| |
[pagina 3]
| |
Dog werk' in ons, datw' al de dagen
Ons levens (na u welbehagen)
Besteden, t' uwer eeren bly.
3.
Op dat wy alle ons voorspoet
Verwagten van u hand seer goet,
Dat gy u zegen dog wilt geven,
En wy in u genade leven,
U dankbaar zijn voor al dat soet.
4.
Als wy dan u weldaden sien,
So sullen wy u eer aanbiên:
Vergeeft ons tot dien eind' ons sonden,
Die so ontallijk zijn bevonden;
VVant ons is leed elk een van dien.
| |
[pagina 4]
| |
5.
Verlicht ons hert door 's Geestes gloet,
Gelijk de Son de werelt doet;
Op dat wy u dus mogen leven:
Maar niet de sond', wilt ons dat geven
Om Christi onses Heeren bloet.
6.
Geeft, dat de Overheit (ô Heer!)
U Volk seer wijsselijk regeer;
En vry de vromen mogen spreken,
De boze daarentegen wreken,
En dragen 't zweerd so t' uwer eer.
7.
Ei! zegen 't Preken van u Woort,
De Herders ook die 't brengen voort
Aan hare Schapen, wilt versterken,
| |
[pagina 5]
| |
En door u Geest so in haar werken,
Dats' op u eer sien ongestoort.
8.
En op haar eigen saligheit,
Met die welk haar zijn opgeleit,
Dat sy u zielen veel toebringen,
En seggen, siet die Lievelingen!
Die uwen Sone heeft bereit.
9.
Tot spijt van die sijn Rijke schoon,
Nu dachten veel afbreuk en hoon
Te doen, wilt haren kop verpletten,
Dewijl sy 't meenden te beletten:
Maar, Heer! seer vast is uwen Throon.
10.
Troost ook die hier benautheit lij'n,
| |
[pagina 6]
| |
En liggen in ziels angst en pijn,
Wilt haar u Geest dien Trooster geven;
Schenkt ons en haar het eeuwig leven,
So sullen wy van 't quaat vry zijn.
|
|