Geloofs-liederen, dat is de Heidelbergsche ende Nederlantsche catechismus
(1666)–Volkerus van Oosterwyck– Auteursrechtvrij
[Folio *5v]
| |
Gedicht door d’Eerwaerdige, Godsalige, Hoogh-geleerde D. Volckerus ab Oosterwyck, Predicant tot Delf.SOo gaat de Godsvrucht voort, en Volckerts yver-geest
Verschaft weer nieuwe stof van keurelijcke toonen,
En heyligh maat-gesangh, voor die op Zion woonen,
Uyt ’t Heydelberger-boeck, wel kleyn, maar vol van keest
En pit van Godts-geleertheyt.
Soo staat sijn deugt noyt stil, soo heeft sijn Pen noyt rust,
Maar ylt met rijm en sangh sijn Israel te stichten,
En Stons Borgery met Keur van Heyl’ge Dichten,
Gedichten, niet beswalckt met vleeschelijcke lust
Van enckele verkeertheyt;
Waar hert en ziel van walght van een die Christi bloet
En Geest gereynight heeft van snoode vuyligheden
En sondens-mis bedrijf, en ciert met heyligheden.
’t Is vry een beter stof, ’t is ver het hooghste goet
Dat ymant oyt hier kende,
’t Welck Oosterwijck opdischt. Sijn soetste Poësy
| |
[Folio *6r]
| |
Leert Adams sonden-schaar het noodigh Dry-tal melden
Van Ramp, en Heil, en Danck, en hoe men sal vergelden
Den LOSSER danckbaarheyt met blijde Melody
Voor ’t redden uyt d’elende.
Dit Duytsche Kort begrijp en sinrijck Formulier
Van wel-gestelde Leer, en recht gesonde Woorden,
Was menighmaal vertaalt in vremde spraack, en hoorden
Al overlangh en Gríeck, en Moor, en Arabier,
En blinde Indianen.
Nu wort het opgedischt in dicht en hooger trant
Van soete Rymery en Seraphijnsche zangen
Voor ’t recht hervormde Volck, wiens hert en ziel verlangen
Na d’Heydelberger Leer, in spijt van Remonstrant
En Paapsche Italjanen.
Soo gae de Swane-schaft van VOLCKERT OOSTERWIJCK
Al voort, en houw noyt op, maer brengh noch meer gerechten
Van diergelijcke saus, en spijse der oprechten,
Doorsult met heyligheyt, tot dat sijn pen beswijck,
Door hemelsche verplaetsingh.
C. Bosch. V.D.M. tot Maaslant. |
|