Kamers, kunst en competitie
(2001)–J.B. Oosterman, B.A.M. Ramakers– Auteursrechtelijk beschermdTeksten en documenten uit de rederijkerstijd
[pagina 23]
| |
De kamers | |
[pagina 25]
| |
Stichtingslegende van de Heilige-Geestkamer te BruggeOnder de rederijkersgezelschappen in Brugge verdient het gezelschap van de Heilige Geest met recht de eerste plaats. Men verhaalt dat dertien mannen, van wie de portretten en namen nog heden ten dage te zien zijn op een paneel in de eetzaal, op Witte Donderdag in het huis van een zekere Jan van Hulst samenkwamen om het Avondmaal van Onze Heer te gedenken. Toen ze brood in de wijn doopten en praatten over het lijden van onze Verlosser, kwam een duif binnenvliegen met deze lofspreuk: Mijn werk is heimelijk. Ter gedachtenis van dit voorval wordt er nog jaarlijks op dezelfde dag in het huis van de deken van het gilde een bijeenkomst gehouden en een gedicht in de moedertaal opgezegd over het lijden van Christus. Aan ieder lid van het gilde wordt dan een kan zoetgemaakte wijn voorgezet. De voornaamste feestdag van het gilde is de dag van de Heilige Drievuldigheid of de eerste zondag na Pinksteren en het heeft zijn kapel in de kerk van de dominicanen. De kamer wordt bestuurd door dertien mannen, die de hiervoor genoemde dertien oprichters verbeelden. Eén van hen bekleedt het ambt van proost. Zij kiezen ook een deken en andere gezworen mannen die, indien ze deze functie weigeren aan te nemen, een boete krijgen opgelegd. De gekozen deken krijgt een boete van een gouden mark,aant. de gezworen mannen een boete van een zilveren mark, terwijl ze bovendien gedwongen zijn hun ambt te aanvaarden. Op de bijeenkomst die ze jaarlijks houden op Driekoningendag, wordt één van de dertien mannen tot koning verkozen door het trekken van de briefjes die door twee burgemeesters van Brugge en twee van het Brugse Vrijeaant. in een zilveren schotel zijn gelegd ten overstaan van de rechtsgeleerden van de stad. Deze koning heeft het recht om de dertien mannen, de deken en de gezworen | |
[pagina 26]
| |
mannen iedere maand samen te laten komen om, op straffe van een boete, de mis bij te wonen in de hiervoor genoemde kapel. Hij moet daar ook zijn zinspreuk en wapens ophangen. |
|