| |
| |
| |
De receptie
Overmorgen zijn mijn ouders zestig jaar getrouwd. Toen ze vijftig jaar getrouwd waren was het al een vreselijke dag. Nu zal het nog erger worden. Mijn vader die bekend staat als een eenvoudige en vooral bescheiden man, die wél doet, maar nooit het middelpunt wil zijn, had op zijn eigen onopvallende manier zoveel ruchtbaarheid gegeven aan die heuglijke gebeurtenis, dat de openbare receptie er kwam die hij had gezegd persé niet te willen, maar zonder welke die dag voor hem een zwarte treurige dag zou zijn geworden.
We zijn er toen allemaal maar heengegaan, de kinderen, de behuwd- en de kleinkinderen. De twee achterkleinkinderen die er toen al waren, moesten ook naar het feest worden meegebracht.
Nu we toch allemaal bij elkaar zijn, zei mijn vader, mogen ook de achterkleinkinderen niet ontbreken.
In het voor de gelegenheid gereed gemaakte kale cafézaaltje zaten we dan met de hele familie.
Er stond een groot boeket op de tafel in het midden waarachter mijn ouders gezeten waren. En er stonden kleinere boeketjes op kleine tafeltjes die her en der waren neergezet. Er was ook een tafeltje naast de grote tafel, waarop de meegebrachte cadeautjes werden neergelegd. De bezoekers werden bediend door een jonge man in het zwart die met een hoog op de hand gedragen blad vol glazen tussen de bezoekers doorliep.
Als oudste zoon moest ik in de buurt van mijn vader blijven, liefst op een stoel naast de zijne, had hij mij gevraagd.
Wat heb ik die dag een handen geschud van mij totaal onbekende, onverschillige en onsympathieke mensen en wat een
| |
| |
grimassen van huichelachtige vriendelijkheid heb ik de hele dag staan trekken.
Mijn vader straalde de hele middag van geluk. Zijn gezicht glom ervan en zijn ogen stonden glanzend als bij een kind dat opgetogen jarig is en geluk gewenst wordt en vooral de cadeautjes in ontvangst mag nemen. Hij wist maar nauwelijks zijn ijdelheid achter zijn voortreffelijk gespeelde en tot het uiterste volgehouden bescheidenheid te verbergen. Ik heb hem wel tien keer horen zeggen, dat hij eigenlijk niet van die openbare huldigingen hield. Om dan des te stralender elke uitgestoken hand te lang te schudden en vast te houden.
Eén keer zei hij, dat hij het voor moeder had gedaan. Maar moeder zat tóen al, bij haar gouden bruiloft, een beetje in elkaar gezakt op haar stoel. En op het laatst van de middag, toen men hem vroeg of de dag niet te vermoeiend voor hem en zijn vrouw was, zei hij, dat zijn kinderen het zo hadden gewild. En och, als de kinderen zoiets willen moeten de ouders toch eens een keer gehoorzamen. Mijn vader kon op zijn tijd een grapje maken.
Toen de vijfenvijftigste bruiloft in zicht kwam, heeft mijn vader herhaaldelijk een zwakke poging bij ons ondernomen voor het houden van weer een receptie. Maar we zeiden allemaal dat vijfenvijftig jaar niets betekende en dat het geen gewoonte was er met vijfenvijftig jaar iets aan te doen. We hadden gelukkig steun van moeder, die zei er niets voor te voelen en ze voegde er aan toe dat ze toch alleen maar kwamen voor het drankje en dat vader zijn sigaren best zelf kon kopen.
Vader gaf zijn pogingen niet onmiddellijk op, hij zeurde er een beetje over na, maar hij heeft het toen gelukkig niet kunnen doorzetten.
Ik ben er zeker van, dat hij vanaf die dag, naar zijn zestigste bruiloftviering heeft toegeleefd. Hij is altijd van plan geweest die dag in ieder geval nog mee te maken.
| |
| |
Hij heeft de jaren afgeteld en nu is het dan eindelijk zover. Aan de receptie valt niet meer te ontkomen.
Een half jaar geleden is het gezeur begonnen. Eerst hebben we het een beetje geïgnoreerd, maar lang hebben we dat niet kunnen volhouden. Laten we het dit keer een beetje intiem houden, zei ik tegen mijn vader, alleen met de kinderen bijvoorbeeld en misschien met een enkele goede vriend.
Ja, daar voelde mijn vader ook eigenlijk wel het meeste voor. Het is in ieder geval veel rustiger, ook voor moeder, zei ik nog. O, voor mij zou het niets hinderen, ik kan nog wel tegen een beetje drukte, en met moeder zou het ook nog best gaan, als ze de dagen ervoor een beetje haar gemak zou houden, antwoordde mijn vader.
Hij sprak snel en luid en vanaf dat ogenblik wist ik dat er aan weer een openbare receptie niet meer te ontkomen was. Bij elk bezoek dat ik aan het ouderlijk huis bracht, kwam het onderwerp snel, maar listig opgediend, ter sprake. Jullie zijn toch wel in het land, de negende augustus, vroeg dan mijn vader, zijn onrust nauwelijks verbergend. Ach, zei ik dan, augustus is vakantietijd hè, we zijn dan allemaal in het buitenland en het is natuurlijk onmogelijk om daarvoor helemaal uit het zuiden van Frankrijk, of uit Spanje, of uit Italië terug te komen. En als we het toch in intieme kring vieren, kan het feestje ook wel worden uitgesteld tot september of zo. Giftig en driftig antwoordde mijn vader: ‘dat kan natuurlijk niet. De dág is de dág’. En, voegde hij er met bevende bovenlip aan toe: Je hoeft er natuurlijk niet voor terug te komen als je niet wilt, maar ik zou het wel verschrikkelijk vinden. Hij moest wat wegslikken en vroeg aan moeder of hij geen gelijk had. Moeder verstond eerst niet wat hij zei en hij herhaalde het luid, dicht bij haar oor.
Ik ben niet doof, je hoeft niet zo te schreeuwen, zei moeder. Ik geef niets om feesten. Ik ben in geen jaren buiten geweest. Meneer wil weer een receptie. Als je maar weet dat ik niet meega.
| |
| |
Het woord was gevallen. Wat praat je over een receptie zei mijn vader snauwerig. Niemand praat over een receptie. Ik heb het er alleen maar over dat het feest niet op een andere dag kan worden gehouden dan de negende. En als jullie niet terug kunnen komen, dan maar helemaal geen feest, zei hij. Met gedwongen kalmte verliet hij de kamer, kwam spoedig daarna terug met het huiskamergietertje en begon de bloemen in het raamkozijn met tergend langzame voorzichtigheid water te geven. Van mij zul je er geen woord meer over horen, zei hij bouderend.
Maar bij de voordeur, toen ik afscheid van hem nam, zei hij, dat hij het toch erg sneu zou vinden als we er op die dag niet allemaal zouden zijn en dat ik er toch nog eens rijpelijk over nadenken moest.
Mijn vader is een nog kleiner mannetje geworden dan hij altijd al was. De enkele keer dat ik thuis kom, omdat ik vind niet nóg langer te kunnen wegblijven, doet hij kwiek en opgewekt. Hij vraagt belangstellend naar mijn zaken, zonder te luisteren naar wat ik hem antwoord. Hij zegt direkt koffie te zullen zetten, maar doet dan eerst een heleboel andere dingen en drentelt maar wat rond. En als dan eindelijk de waterketel op het comfoor staat, vergeet hij het gas aan te steken.
Hij doet nog elke dag, weer of geen weer, zijn wandeling van een uurtje door de stad. En de wandeling is geslaagder naar mate meer mensen hem hebben gegroet of staande gehouden voor een praatje. Zijn doofheid is het laatste jaar sterk toegenomen en telkens als ik wat zeg buigt hij met de rechterhand zijn rechter oorschelp naar mij toe en buigt dan ook zijn hoofd een beetje en vraagt: wat zei je? Hij wast en scheert zich nog elke dag maar tegenwoordig blijven er kleine schuimrestjes in zijn oren en neusgaten zitten. En verder leest hij de krant, valt steeds vaker boven de krant in slaap, en als de nieuwsberichten over de radio komen, kruipt hij met zijn oor, voorover gebo- | |
| |
gen op een lage stoel zittend, tegen de luidspreker aan. Want moeder kan er niet tegen als hij de radio hard door het huis laat galmen. Zo af en toe komt men uit Partij of verenigingsleven nog zijn advies vragen in onoplosbare kwesties of als er onverkwikkelijke ruzies zijn ontstaan, die hij dan met zijn autoriteit moet bijleggen. Want een vredesstichter is hij altijd geweest, mijn vader: een ware verdraagzaamheidsapostel.
Mijn moeder heeft een paar maanden geleden een attaque gehad. Vader heeft in een lang leven geleerd niet om elk wissewasje van moeder naar de dokter te lopen. Maar dit keer had hij toch te lang gewacht. ‘Het gaat wel weer over’, was dit keer niet opgegaan. Ze had verlammingsverschijnselen aan haar linkerarm en haar linkerbeen en haar mond was helemaal naar één kant scheef getrokken. Ik moest telkens haar spuug met mijn zakdoek afvegen, zei vader daarna en ik moest haar ook voeren, natuurlijk lichte kost, een papje en zo. Maar dat kan ik zelf nog best heel goed klaarmaken. Ik heb daar niemand bij nodig zei hij. Moeder wordt sinds twee jaren aan knie en dijbeen gemasseerd en daardoor is het haar mogelijk met een stok in de nog niet aangetaste hand door het huis te strompelen. Op de dagen dat ze wat fitter is dan de meeste dagen, wandelt ze aan vaders arm de brede gang van ons huis enkele keren op en neer. En vader prijst haar dan als een kind dat zijn eerste pasjes doet. Maar ze komt al sinds twee jaren niet meer buiten en daar fulmineert ze tegen. En als ik thuis kom is dat zowat het enige wat ik uit moeders mond te horen krijg. Behalve dan dat ze door vader niet in een wagentje door de buurt rondgereden wil worden, terwijl ze dat wagentje in hún geval nog wel gratis van het ziekenfonds in bruikleen kunnen krijgen. Met allerlei tabletten is die verlamming weer zo goed als ongedaan gemaakt. En ook haar mond staat weer recht in haar gezicht. Ze kwijlt niet meer en vader kan dus zijn zakdoek in zijn zak houden.
| |
| |
Maar de dokter heeft wel gezegd dat als er weer zoiets gebeurt hij toch onmiddellijk moet waarschuwen. Ze ligt tot 's morgens elf uur op bed, maar vader begint al om negen uur te zeggen dat ze eruit moet komen, want de dokter zegt dat dat beter voor haar is. Ze ligt altijd heel hoog in de kussens en altijd met haar gezicht naar de muur. En als ze dan eindelijk met zuchten en steunen overeind komt begint de ceremonie van het aankleden. Ik kan het best zelf, zegt ze bij elk kledingstuk dat vader haar aanreikt. Natuurlijk, dat weet ik wel, sust hij haar dan en helpt haar bij het aantrekken van alles en het dichtdoen van knoopjes en dat geeft dan een heleboel geharrewar. Voor de rest van de dag zit ze dan in de stoel voor het raam.
Gelukkig is er ook in de zomer het electrische stoofje dat haar altijd koude voeten verwarmt. Vader leest haar 's avonds de familieberichten uit de krant voor. en nadat de televisie is aangezet valt na een half uurtje haar kin op haar borst en dommelt ze weg. Terwijl mijn vader elke avond tot en met de nieuwsberichten uitzit, want hij wil toch op de hoogte blijven van het wereldgebeuren.
En nu is het dus weer zover. De receptie vindt overmorgen plaats. Mijn vader heeft de afgelopen maanden tegen ieder die het maar horen wilde, verteld, dat er niks bijzonders zou gebeuren, vooral geen receptie zoals bij hun vijftigste bruiloft. En dat het alleen met de kinderen, gewoon thuis, in intieme kring zou worden gevierd. Maar dat heeft hij ook verteld tijdens een toevallige ontmoeting aan de hoofdredakteur van het plaatselijk blad. En ook aan iemand die op de redaktie van zijn partijblad werkzaam is. En alle bestuurders van alle verenigingen waaraan hij in zijn werkzame leven zijn beste krachten heeft gegeven heeft hij, zo maar gewoon langs zijn neus weg, op de hoogte gesteld.
| |
| |
En nu, twee weken geleden, liet hij mij telefonisch weten dat het toch wel een heel drukke dag zou worden. Hij wist echt niet hoe het kwam, maar de hele stad was op de hoogte. Hij kon er ook niets aan doen dat hij overal bekend was en dat bij de burgerlijke stand elke gouden en zeker elke diamanten bruiloft genoteerd stond. Ik denk dat het de hele dag een komen en gaan zal worden, zei hij en dat onze voorkamer op een gegeven moment niet alle mensen die willen komen geluk wensen zal kunnen bergen. En je kunt de mensen toch ook niet weigeren. Je moeder sprak er al van, zei hij, om alle meubels en alle planten maar op de gang te zetten en een paar tafels op schragen met witte lakens erover in de kamer te plaatsen. Maar zo'n hele godganse dag wordt toch te vermoeiend voor je moeder, denk ik. En de huisdokter die ik erover aansprak vindt dat eigenlijk ook. Zouden we dus in de gegeven omstandigheden er toch maar niet beter aan doen weer een zaaltje te huren voor een enkel uur in de namiddag, dan hebben we iedereen tegelijk en is alles gauw achter de rug.
Hij sprak het woord niet uit, maar liet het slim aan mij over. Dus toch een receptie, liet ik mijĖ nijdig ontvallen en dat zouden we nou juist niet doen. We zouden het dit keer intiem houden. Mijn vader aarzelde geen seconde met zijn antwoord. Een receptie? nou, nee. 't Is net hoe je de dingen noemen wilt. We moeten het natuurlijk bescheiden en eenvoudig houden. Ik denk er bijvoorbeeld niet aan om dure kaarten te laten drukken. Maar met een klein advertentietje in de krant voorkomen we dat het in huis te druk voor moeder wordt. En moeder vindt het eigenlijk ook wel beter nu de zaken zo lopen. Toen heb ik gezegd dat hij maar doen moest wat hij niet laten kon, en dat ik alles best vond en me overal bij zou neerleggen. Diezelfde avond heeft hij met mijn broer en zuster uren getelefoneerd. Mijn broer belde mij op om te zeggen dat ik me niet langer tegen een receptie moest verzetten. En mijn zuster belde
| |
| |
mij op om te zeggen, dat als die man dat nou graag wilde ik niet dwars moest gaan liggen. Je weet toch hoe hij is, zei ze. Het is misschien het laatste feest waar hij een beetje het gevierde middelpunt kan zijn. En het eindigde er die avond mee na eindeloos heen en weer getelefoneer, dat ik mij zonder enig begrip voor wat er in oude mensen omging, vanaf het begin tegen een receptie had verzet en dat ik de verlangens van mijn oude vader toch begrijpen moest en dat we in verband met moeders toestand duizend maal beter een zaaltje konden afhuren dan de kleine woning de hele dag met allerlei volk te laten overlopen. Maar jullie waren het er toch ook mee eens dat we het intiem zouden houden, alleen met de kinderen, pruttelde ik nog even tegen. Maar mijn zuster zei met een schelle uithaal van haar stem: Pa en intiem. Ik wou toch dat je beter wist. De man wil voor het laatst nog eens in het zonnetje worden gezet en ze vroeg of ik dan niets begreep en dat ik toch een oude man, die zo bekend was, zijn laatste plezier moest gunnen. En na de nieuwsberichten van tien over half elf belde mijn vader vrij geagiteerd op, dat hij het ook niet helpen kon, dat alles hem uit de hand gelopen was, en dat die receptie hem door de overweldigende belangstelling was opgedrongen en dat hij, dat moest ik toch van hem aannemen, het ook liever intiem gehouden zou hebben, zonder buitenstaanders. Met mensen zoals jij en ik, die in het openbare leven een functie vervullen kun je een feest niet zo gemakkelijk onopgemerkt voorbij laten gaan.
De receptie is dus georganiseerd. Mijn ijverige en besluitvaardige zuster is al een paar dagen in het ouderlijk huis om aan de voorbereidingen leiding te geven. En niet dat hij er iets om gaf, maar vader had gevraagd of zijn zondagse pak nog wel goed genoeg was voor een zo bijzondere gelegenheid. En zelfs de bovenbuurvrouw werd daarover geraadpleegd, maar het pak werd nog zo goed als nieuw bevonden. Moeder is nog de laatste dagen een nieuwe japon aangemeten door de naaister, een
| |
| |
beetje met bloemetjes erin dit keer, want ze kijkt tóch al zo somber had de naaister gezegd, die het patroontje had uitgezocht en de lap was wezen kopen.
De laatste berichten die mijn zuster mij vanavond telefonisch doorgaf, omdat ze naar ze zeide niets buiten mij om wilde doen, waren dat het plaatselijk dagblad en twee grote landelijke dagbladen met een fotograaf op bezoek waren geweest voor het maken van een opname van het bruidspaar. Er waren foto's gemaakt in de huiskamer tussen de vele planten. En gelukkig was het weer zo warm en zonnig geweest, dat vader had kunnen vragen, maar het natuurlijk helemaal aan de mannen van de krant had willen overlaten, of het ook niet aardig zou zijn, samen met moeder gefotografeerd te worden in het kleine tuintje achter het huis. En behalve die fotomakerij waren er natuurlijk allerlei vragen aan vader gesteld.
En ik zal dus wel weer de knipsels toegezonden krijgen met het verhaal over de armoede in zijn jeugd, over het lot van het vertrapte arbeiderskind, over de krotwoning waarin hij was geboren, en over de strijd van de arbeidersklasse onder de rode vanen van het socialisme. En van pal staan voor het geloof in een betere samenleving. En van de onverwoestbaarheid van zijn geloof en hoe de strijd voor de ontvoogding van het proletariaat zijn leven glans en schittering en immens geluk had gegeven.
Hetzelfde kale zaaltje in het kleine middenstandscafé is door mijn zuster weer afgehuurd. Een iets betere en deftiger gelegenheid zou in strijd zijn geweest met de door mijn vader zijn hele leven gepropageerde eenvoud.
En zo worden we dan overmorgen naar vaders receptie gedreven. Ik zal er natuurlijk naar toe gaan, en mijn vrouw gaat mee. Ze doet voortdurend haar best mij op te vrolijken en ze zegt dat ik alles verschrikkelijk overdrijf en ze bezweert me het alle- | |
| |
maal niet zo ernstig te nemen. Ik zal me natuurlijk netjes gedragen en me niet aan drank te buiten gaan en ik zal de hele middag handen schudden en minzame bekken trekken.
Maar als mijn vader de menigte gaat toespreken en met zijn geloofsbelijdenis voor de dag komt, met tranen in de stem, dan zal ik toch onmiddellijk het zaaltje verlaten en 's avonds zeggen dat ik ineens zo misselijk werd en overgeven moest. En dan zal hij antwoorden dat dat nu de enige schaduw voor hem was die over het zo geslaagde feest is gevallen. Omdat juist ik, als zijn oudste zoon, niet gehoord had wat hij allemaal heeft gezegd. En hij zal er zeker aan toevoegen dat hij de indruk had dat er nogal wat mensen waren die onder de indruk van zijn toespraak waren gekomen. Overmorgen komen de kinderen om twaalf uur in het ouderlijk huis tezamen. Dan hebben we toch nog ons intiem uurtje, zal vader dankbaar vriendelijk zeggen, we drinken dan koffie en eten de in de familie zo beroemde rozijnentulband.
Om half twee is het plan, mijn oudste zuster heeft het zo verordonneerd, dat mijn ouders een uurtje naar bed gaan.
Ik zal me natuurlijk aan de bevelen van je zuster onderwerpen, heeft mijn vader gezegd, maar nodig is het natuurlijk alleen voor moeder. Die moet zich natuurlijk op zo'n drukke dag een beetje ontzien. En dan om half vier rijden de kinderen met hun auto's voor. Mijn zuster blijft thuis om moeder aan te kleden en als ze aangekleed is, kan om half vier het gezeul naar de auto beginnen. En vanaf het ogenblik dat we de huisdeur uitkomen zal vader nog alleen oog hebben voor wie er uit de buurt komt toekijken.
Er komt een potige neef die mijn jongste broer bij het in de auto hijsen van mijn moeder zal assisteren. Het zal alles ongeveer tien minuten in beslag nemen en dan kan de stoet zich in beweging zetten. Als moeder vóór overmorgen geen nieuwe attaque krijgt, kan het feest en de pret van mijn vader beginnen.
| |
| |
| |
Naschrift
De receptie is achter de rug. Het is alles bij elkaar nog mee gevallen. Het is geen drinkgelag geworden, want daarvoor was het burgerlijk respect voor de jubilaris te groot. Mijn zuster was tevreden over mijn gedrag, al had ze de ober opdracht gegeven met de gevulde glazen een beetje uit mijn buurt te blijven. Mijn vader is zijn toespraak misgelopen omdat hij het houden ervan steeds maar uitstelde tot er nòg mèèr bezoekers onder zijn gehoor gekomen zouden zijn. Maar zoals het meestal gaat op recepties, het aantal bezoekers groeit langzaam maar gestadig naar een hoogtepunt toe, waarna dan plotseling velen tegelijk de lokaliteit verlaten. En na nog enkele minuten zijn er dan meer lege stoelen en tafels dan bezoekers.
Ik had nog een kleine toespraak willen houden, zei mijn vader tegen de verslaggeefster van het plaatselijk blad, die beroepshalve altijd tot het laatste blijven moet. Toen mijn zuster eindelijk maar beslist het sein gaf op te breken, zag ik hoe een gevoel van diepe verslagenheid zich van mijn vader meester maakte. Hij werd in eens heel erg bleek en zijn mond beefde een beetje en toen hij vergat zijn hoed, die hij op een stoel achter zich had neergelegd, op te zetten en mijn zuster, die nooit iets ontgaat, hem de hoed op het hoofd plaatste, weliswaar met een goed bedoeld grapje, schoot de rand ver over zijn voorhoofd, tot bijna op zijn wenkbrauwen, alsof in één enkel ogenblik zijn hoofdje in elkaar was geschrompeld. Ik heb vader bij de arm gevat en bij de paar bezoekers die er toen nog waren hield hij stil om hen heel langdurig nog eens de hand te drukken, en een paar woordjes te zeggen. Ook de gerant en de obers van de lokaliteit meende hij te moeten bedanken voor de diensten die ze bewezen hadden.
Hij had ineens een verschrikkelijk medelijden met zichzelf en vond het aangenaam door de achtergeblevenen te worden nagekeken, want hij keek telkens achterom en groette dan. Mijn
| |
| |
broer en zuster hebben mijn moeder voorzichtig maar toch stevig onder de oksels gevat en haar uit de stoel gehesen.
Ik stond al enige minuten met vader bij het portier van de automobiel toen ze voetje voor voetje kwam aangestrompeld. Het gaat wel, zei mijn zuster tegen de neef die bij de automobiel had post gevat om bij het vertrek naar huis opnieuw te assisteren. Bij het uitstappen voor ons huis keek vader onmiddellijk in het rond om te zien wie er al zo uit de buurt stonden toe te kijken. Voordat moeder de auto werd uitgeholpen zei ze: Zie zo, ik heb er de hele middag weer voor Piet Snot bij gezeten. Wat zei je, zei vader die haar niet verstond met de rechterhand achter zijn oorschelp, bij het autoraampje naar haar toe gekeerd.
Hij verstaat mij weer eens niet, zei moeder geërgerd.
Het was één van haar weinige heldere ogenblikken die dag.
|
|