Haerlemsche Somer-Bloempjes tweede offer, Aen de Vreught-lievende Nymphjes(1646)–Guillaume Abrahams Ooijevaer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 218] [p. 218] Stoffe des Drooms, Van Kalidoor, aan de Nimfe Rozanille. My dogte, Lief, dat ik, vol vreugden ingenomen, Ter plaatzen, daar gy met u vrienden waard, most komen. Door hoger magt geboo'n. ik stapten binnen inn', Daar zag ik u, mijn lief, vervrojelijkt van zinn', Tot my genaken, om my, in uw' gunst, t'ontfangen, Met duizend kusjes, die vast klapten op mijn wangen. En voords, met een', dat gy, my, reikten uwe hand. En gaaftze my, tot een gezegend onderpand. [pagina 219] [p. 219] Den welkken ik onfingk, met zo een welbehagen, Dat ik mijn lust, met een geznor, van liefdevlagen, Betuigde; dat de geen', die by ons beiden stond', Uitrieppen; Vrienden! ziet dat's Liefde vastgegrond. De blijdschap, die ik uit dit voorval wist te trekken, Was groter dan ik u, met woorden, kan ontdekken. De liefde die, in u, tot my, zo lieflijk scheen, Was oorzaak dat ik heel in uwen arm verdween. En zeeg, in liefde, ne'er, gy regte my, en znikte, Een gollif tranen, 't welk mijn flaweziel verquikte. Toen reed ik vaardig op, en toonde dankbaarheid, En zmakelikke vreugd, in deze weligheid. Met quam de schoon Auroor, beflonkkeren mijn ogen, Waar door ik daadlijk zag dat droom my had bedrogen. Ik was bedroeft, en na dat ik was opgestaan, Begreep ik 't in een vers, en deed 'et u verstaan. Uit nood. Vorige Volgende