ger kon je hem nog zien op sportvelden en bonteavonden, danspartijtjes en bioscoopzalen.
Toen wij hem dan ook bij het postkantoor zagen staan, bekroop ons een klein ongemak. Want plotseling zagen wij ook het minder prettig beeld dat ouderen ronddragen en schrik betekent voor de jongeren die met plannen rondlopen. Het beeld, van eenmaal getrouwd te zijn. Getrouwd zijn met al zijn zorgen en kommernissen. En wij dachten: Nu haalt hij z'n spaarpenningen weg. Thuis komt hij vast te kort, of misschien staat er het kraambed te wachten, een kindje, het levend resultaat dat zij beiden wilden, maar dat nu een credietpost geworden is.
We stonden vlak achter hem. Straks zou het zijn beurt zijn. Zijn spaarbankboekje had hij aangereikt, en zo te zien taxeerde hij de lokettiste op haar gehalte, want bij iedere nieuwe client hief zij haar hoofdje op, alsof zij zeggen wilde: ‘Camay verzorgt mijn schoonheid......’
Even stiet ik hem aan. Hartelijk wisselden wij een groet en informeerden naar elkanders welzijn, verleden en toekomst. Daarna pauze. Het regende buiten. Wij vervolgden daarom met een variant op het slechte weer. Hij antwoordde echter, dat de avond heel mooi zal zijn, wanneer de maan van alle regen schoongewassen, de nacht zal komen gluren achter houten huizen, palmtakken en schuimende wolkjes. En, hij tekende met zijn hand een klein takje, waarachter wij ons de maanschijf moesten voorstellen. Die zagen we dan ook duidelijk.
Toen was het weer stil en wij redeneerden verder in onuitgesproken gedachten.
Plotseling werd z'n naam afgeroepen, met daarachter: ‘lichten of sparen?’.
Nu zou het komen, dachten wij. We keken even naar buiten, doch luisterden nauwgezet. Wat zou hij zeggen, lichten of sparen? Wij hoorden de lucht zoeven, die wachtte op elk geluid.
‘Twaalfguldenvijftig’...... vielen de lettergrepen opeens uit z'n mond als rinkelend geld op een stenenvloer.
Wij knipperden met de ogen en knikten instemmend tegen de kassiersters, die met een lichte buiging in haar donkere stem een weinig misnoegd liet volgen: