een grasspriet onder een vallende mahonieboom. Hij had geschreven:
‘......'t Ga je goed. Verbeeld je niks. Ik zal niet om je rouwen. Met een natte spons heb ik overal in mijn leven je naam uitgewist. Voor mij ben je nu maar een ster die viel en in de duisternis verdween......’
De telefoon rinkelde.
‘Hallo’, zei ze met een omfloersde stem.
‘Ben jij daar Désirée?’ vroeg een opgewekt meisjesstemmetje.
‘Ja, antwoordde zij. Ben jij het Dé?’ Toen zij het antwoord kreeg, wilde zij de telefoon op de haak leggen. Want nu had het zusje van die Amsterdamse Dirk opgebeld. Ze heette ook Désirée, maar werd kortweg ‘Dé’ genoemd.
‘Heb je gisteren brieven van Dirk gehad? vroeg het zusje.
‘Neen’, jokte ze, omdat ze dan zou moeten zeggen hoe pijnlijk dit briefje voor haar was.
‘Wat een roekeloze kerel!’ ging het zusje verder. ‘Mij heeft hij ook niet geschreven, en misschien weet je nog, dat ik hem alles heb verteld van Eddy en mij. Ik heb dit gedaan, omdat ik wist, dat hij Eddy niet mag. Letterlijk heb ik hem dit geschreven:
‘......Liefste Dirk,
Vandaag een kort briefje. Over veertien dagen ga ik mij verloven met Eddy. Je weet wel, die knaap die je niet erg goed vond omdat hij zo'n branie zou zijn. Het zal je daarom niet meevallen paps, maar stap er overheen. Je kunt ook niet helemaal in Amsterdam zitten en hier in Paramaribo de warmte van mijn eigen hartje naar believen regelen.
Liefs, je Desireetje’.
Bijna viel het kantoormeisje flauw toen zij gehoord had wat het zusje van Dirk aan haar broer had geschreven. Want tegelijkertijd ging haar een licht op. Ze knipperde met de ogen en lachte ongewoon luid. Daarna schold ze voorzichtig:
‘Het is toch ook een ramp, dat alle meisjes van de Louiseschool bijna hetzelfde handschrift hebben en daarin die zelfde “D”.’