‘Gewoon paard’, zeiden we en vroegen direct daarop: ‘Waarom?’
‘Neen papa. Maar als het nou echt bruin is?’
‘Dan een bruin paard’ zeiden wij wat geërgerd, daar wij ook wel van bruine bonen houden en óns bord nog helemaal niet leeg was.
Toen kwam van moeders zijde de oplossing, daar zij deze categorie vragen en antwoorden ook wel kende. ‘Een vos bedoel je?’
‘Ja mama een vos’.
Maar waarom wil je dat nou weten, vroegen we, want wij dachten wijs te zijn en zochten het causaal verband bij de bruine bonen.
Wij hebben dit pas op school geleerd, legde hij uit en ik weet wel, dat een wit paard schimmel heet, een zwart paard moor en een paard met een witte vlek op het voorhoofd bles, maar ik was vergeten hoe je een bruin paard moest noemen.
O, zit dat zo, dachten we en prezen in stilte de meester van de tweede klas op de Sint Aloysiusschool, die al deze onderscheidingen zo mooi en typerend aan onze kleine had bijgebracht.
Voor het overige gebeurde er die hele middag niets bijzonders. want als gewoonlijk draafden zij als paarden in het huis en op het erf. Maar in de vooravond aan tafel, begon het weer. Als ik ze niet had zien spelen, had ik kunnen wedden, dat hij heel de middag had zitten nadenken over het probleem van deze onderscheiding. Want nu vroeg hij:
‘Papa, hoe noem je een mens die bruin is?’
‘Gewoon mens’, zeiden we, daar wij even de vraag wilden verwerken. Waar moet hij nu weer naar toe, dachten we.
‘Neen, pa, maar als hij nou echt bruin is?’
‘Indiaan’, kwam mijn vrouw weer verlossend tussenbeide. Verlossend, want reeds zaten wij te broeden op een geschikt en verantwoord antwoord, daar wij in de gaten kregen, dat dit gesprek zich ging bewegen op het terrein der kolonisatie, voortplanting, evolutie, assimilatie en wie weet, zelfs discriminatie.