Moederdag
OMDAT HET DE VORIGE WEEK ZONDAG, 11 MEI, moederdag zou zijn, nam zij haar twee kinderen de dag daarvoor mee de stad in.
Zij had van het kantoor - waar zij een niet onaardige positie had met een goed salaris - een dagje vrij.
Beschenen door een bundel licht en warmte van de vroege ochtendzon zag men haar die morgen de speelgoedwinkel uitkomen met al haar rijkdom: twee rasechte, schattige Creooltjes in twee variëteiten van glanzend ebbenhout, en lichtbruin getint, zoals de kleur van de bloeiende babykers en de juster druif.
Het verschil in kleur, in gladheid van haar, in oogopslag en in gang, was echter niet genoeg om de gelijkenis van deze twee Surinamertjes met de moeder weg te maken; want zij is moeder van beiden. En dat niet alleen, zij is ook van beiden de vader.
De vader, omdat de natuurlijke vader van Selma, - het meisje van acht - steeds onbekend wilde blijven, en de verwekker van Iwan - het jongetje van vijf - slechts bij tussenpozen zijn zoon komt zien, zoals een verre oom die weet dat zijn neefje nog ergens moet zitten......
Vlak voor hen stopte de popsicle wagen van I Fernandes en Zn. Selma smakte reeds en keek op naar haar moeder met een vragende blik. Het antwoord kwam in de vorm van 15 centen, waarvan twee popsicle's voor Selma en haar broertje werden gekocht.
Aan hetzelfde karretje stond nu ook een echtpaar met twee dochters, die, zo duidelijk te zien, na de popsicle het middelpunt werden van Iwan's belangstelling. Zo werd de kleine man in beslag genomen, dat hij al kijkende over een straathondje struikelde. De moeder met haar dochter en zoon liepen twee straten verder en stapten een manufacturenzaakje binnen.
‘Zoekt U iets voor Moederdag?’ vroeg de winkeljuffrouw. En daarna tegen de kinderen: ‘Willen jullie mama iets moois geven?’ De kinderen lachten en knikten wat verlegen.
Selma trok haar moeder even aan de arm. ‘Wat wil