en opvallend vonden. Mooier en opvallender dan de stoet achter de dode.
Op de hoek van de Keizerstraat kwamen twee bromfietsers aanrijden. Een van hen stopte, maar hield zijn jockeypet op. De andere zette de motor af, en reed freeweelend door.
Op de hoek van de Wagenwegstraat kwamen wij 'n landsbus tegen en vlak daarachter nog twee wagens met volk daarin
De autobus stopte bij het bordje met de hoofdletter E, maar de beide wagens reden in een boog onbezorgd zowel autobus als lijkstoet langs. Drie fietsers daarachter deden hetzelfde. Alleen twee hondjes staakten hun spel en keken vragend op, hun kopjes schuin naar boven gericht.
Bij de Gravenstraat stopte iedereen, maar dat kwam, omdat daar een stopteken staat en de hele stoet de bocht bij de hoek in beslag nam.
In de Prinsessestraat gaf niemand meer aandacht, behalve één enkele oude vrouw, die zelf in diepe rouw gestoken was. Een truck, twee luxe wagens, een autobus en drie ‘wegluizen’, reden rustig door, alsof er een carnavalstoet voorbijtrok. Een kinderbal verder in de straat, werd pas onderbroken, toen het paard voor de lijkwagen even schudde met zijn kop vlak voor het dansende huis. Nog even draaide de rock-an-roll-plaat door, tot deze op de pick up met een laatste kras aan z'n einde kwam. Dicht bij het kerkhof trapten enkele lummels nog tegen een gummiebal toen de stoet naderde. De bal rolde naar het wegdek en meer uit vrees dan uit eerbied lieten ze deze maar liggen en staakten het spel.
Vrees en eerbied
Vroeger waren het vrees en eerbied voor de dode, die het gedrag van de voorbijgangers kenmerkten. De vrees is schijnbaar verdwenen. Uitstekend! Maar, laat in 's hemelsnaam de eerbied blijven bestaan. Want, wie dood is kan het zelf niet meer ervaren. Maar gepaste eerbied voor de dode, getuigt van een innerlijke beschaving, die zeker bij de enkeling past, maar die - eenmaal gemeenschapsgoed geworden - het gehele volk siert.