Hij trouwde toch, in stilte, met het mooiste meisje dat hij zich denken kon. Hij noemde haar de hoofdprijs uit de liefdesloterij. En toen zij ontving en in verwachting was, noemde hij de nog ongeboren vrucht, de veiligste belegging en de hoogste waarde van zichzelf en van zijn leven.
Dit had hij wel verdiend zeiden de buren.
Maar, ook nu weer was hij incasseerder van het levensnoodlot. Want weer stond er een andere rekeningloper bij hem op de stoep. De dood wachtte het moment van de bevalling af en nam in die bange uren moeder en kind meedogenloos tot zich.
Zo zal het altijd met mij gaan, dacht hij, en besloot nu levensmoe en moedeloos geworden, maar zelf een einde aan zijn leven te maken. Hij kocht daartoe een eind touw. Hij zou zich maar verhangen, want - zo vroeg hij zich af - wat baat mij nu een voortbestaan waarin fataliteit en noodlot overheersen? Hij zou ook nu rechtlijnig, zijn levenslijn maar verder trekken tot het punt waar eens een eind aan komen moet.
En ook hierin bleef hij punctueel.
Nadat hij reeds het touw aan een dwarsbalk bevestigd had, dacht hij nog even na, alvorens de lus om zijn hals te doen. Het schoot hem toen te binnen, dat hij nog 18 gulden van zijn baas op zak had. Daarom stapte hij eerst op de fiets en bracht dit bedrag naar de dagbladredactie. Daarna liep hij langs het huis van zijn zuster en groette in het voorbijgaan met de woorden:
‘Na p'sa m'é p'sa, ......m'é bar'ie wang odi!’
Toen kwam hij thuis en deed wat vogeltjeszaad in het bakje van de gelebek in het kooitje. Daarop nam hij potlood en papier en schreef een korte brief aan zijn moeder te Nickerie, als groet en verontschuldiging en hij besloot met de woorden:
‘Lieve moeder, tot ziens in de eeuwigheid!’
Hij stapte toen naar het touw en deed de lus om de hals. Maar juist op dit moment doorvoer hem de schok van zijn leven. Zijn hart bonsde en het woordje ‘eeuwigheid’ galmde door zijn hoofd: ‘Eeuwigheid! eeuwigheid! eeuwigheid!’
Hij begreep ook waarom. Hij werd weer punctueel en