Spanhoek
(ca. 1959)–Coen Ooft– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |
van het soldaten cordon. Nu zien wij in, dat wij verkeerd deden, om in de namiddag, wanneer wij midden op straat voetbalden te roepen ‘A TINGI’, zodra wij een politieman zagen aankomen, netjes gekleed, goed gepoetst, terwijl aan zijn zakdoek nog een vleugje ‘Eclat’ hing. De politie is ons aller kameraad. De politie weet op alle dingen raad. U kent dat liedje van Barend Bluf, waar vooral de kinderen dol op zijn, omdat zij hiermede in hun denken een periode van schrik voor de politieman afsluiten en een nieuwe eeuw beginnen waarin zij met de politie in één en dezelfde coalitie zorgen zullen voor een regering op brede basis...... een regering dan, op straat, wanneer het kontakt tussen kinderen en politiemannen zo harmonisch zal zijn, dat het kind niet eens behoeft te roepen ‘samen-delen’ om toch een snoepje van de brave man te krijgen. ‘Nak trowé’-spelen met de agent op straat zal straks een gewoon spelletje zijn en de uitdrukking ‘Skiet’ zal geen enkel kind meer kennen. U lacht misschien, maar onze verwachtingen zijn werkelijk hoog gespannen. Dat komt vooral na de mededeling, dat niet minder dan honderd achtendertig dames zich opgaven voor agente. Wij vonden dit nu nét iets voor de verdere uitbouw van die diepe gedachte die er ligt in het liedje: ‘De politie is ons aller kameraad.’ De vrouw, met haar natuurlijke aanleg voor het kind en zijn opvoeding meldde zich. Met ontzien van alles liet zij haar hoge hakken en houten slippers thuis, maakte een einde aan dat srip-srap, srip-srapgeluid op het erf en wierp zich met een plons - tjoeboeng - midden in het korps der gewapende politie te Paramaribo. Met die forse mannenstappen links-twee, links-twee zal zij haar training beginnen en met een warm kloppend hart: bibab-bibab, bibab-bibab, zal zij haar taak als politievrouw midden tussen de politiemannen verrichten. Het verkeer zal zij even nauwkeurig regelen als het rood-oranje-groen licht halverwege de Dominéstraat dat zonder onderbreken flitst van appetaan appetuit appetaan appetuit...... Het wordt vast mooi. En daarom spijt het ons vandaag dat wij niet één generatie later zijn geboren. Nu kunnen | |
[pagina 50]
| |
wij niet meer als jongetje wachten op een hoek op een warme hand van een politievrouw, die beschermend en bevallig op ons blikt en heel het verkeer een halt toeroept alleen om óns over die gevaarlijke hoofdweg te helpen. Wij houden van de politie en hebben de zekerheid dat onze liefde zal toenemen in warmte en innerlijk voelen, zodra de politievrouwen, goedgemutst ook deel zullen uitmaken van het dienstdoend politiepersoneel op straat. En daarom willen wij vanuit de Spanhoek de kindertjes die dit lezen op het hart drukken vooral nu, de politie wel te zien als hun eigen kameraad. Hij en Zij, zij weten op alle dingen raad. En de volwassenen onder ons mogen in het vervolg beseffen, dat hun optreden tegen de zin der wet niet alleen het ongenoegen van het stoere manvolk bij de dienst der gewapende politie zal opwekken, maar ook nog een neus-ophaaltje bij de politievrouw. Om deze reden willen wij verkeersovertreders, dieven, inbrekers, oplichters, zwijntjesjagers, messentrekkers e.a., in overweging geven, hun afkeurenswaardig bedrijf nu te staken, al zou het alleen maar zijn om tegenover de vrouwelijke agenten galant te zijn en haar te besparen afkeurend te moeten zeggen: ‘Foei meneer, hoe kon U dat toch doen......’ |
|