Spanhoek
(ca. 1959)–Coen Ooft– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |
gevarieerd de avonturen die erin plaatsvinden en de gesprekken die er gevoerd worden, soms grappig maar soms ook grof. Daarom dat wij nog het mooist konden vinden de gemoedelijkheid waarmee een bestuurder op de eerste werkdag van deze week zijn route reed van zuid naar noord. Hoe zijn naam is weten wij niet. Met een eind suikerriet stapte hij de wagen bij het beginpunt binnen en groette beleefd de vijf inzittenden. Het riet gebruikte hij daarbij als maatstok waarmede hij een allegro molto ma non troppo benadrukte. Toen ging hij zitten, maalde de laatste resten suiker uit het hout en wierp dit ‘eindproduct’ naar buiten. Volgde daarna de kaarten verkoop. Het was vroeg in de ochtend en de concurrentie van wilde bussen lag buiten deze route. Een onderwijzer had al driemaal op zijn polshorloge gekeken, en een marktvrouw wel vijf maal een greep gedaan in haar weelderige boezem om de zakdoek waarin het kleingeld zat opgeknoopt te produceren en bijna allemaal hadden ze een keer verzucht van: ‘Chauffeur o ting w'e gwé now?’ Eindelijk was de karavaan op weg. Bij de eerste twee halten stopte hij reglementair, laadde in en trok weer op. De bus was echter nauwelijks enkele honderden meters verder gereden, toen hij plotseling stopte voor een bouwvallig huisje achter een electrische paal. Hoewel hier geen enkele passagier stond te wachten, stak de chauffeur zijn hoofd naar buiten, wenkte daarna naar het hoofd dat toen zichtbaar werd aan het raam van het huis en begon een gesprek in het Surinaams alsvolgt: - Heb je dat ding al gekregen? Sjors zou het voor je brengen gisteravond. - - Neen, ik heb nog niets gezien. - - Er zaten cassaven in. Zestien halve en twaalf hele. Die twaalf hele zijn van jou, maar die halve moet je doorgeven aan peetje. Die awara's kun je voor de kinderen verdelen, het stukje kabbes kun je zelf zuurgoed van maken, dan kom ik proeven. - - Je bent mooi, heb je dan ook azijn bij gedaan? - - Schaterlachen over en weer - Toen klonk uit de bus de vermanende stem van de onderwijzer: | |
[pagina 48]
| |
- Chauffeur, de kinderen moeten naar school...... - De remmen gingen weer los en voort de tocht. Weer drie halten en de routine bewegingen van in- en uitstappen. Wij dachten al, dat het nu gesmeerd zou lopen, maar onder de nieuwkomers bevond zich een koppig heerschap. Een onsmakelijk type, want hij stapte op met een gezicht, alsof hij iets onwelriekends rook. Toen hij voor zijn kaartje betalen moest, reikte hij de ambtenaar een tientje aan, waarna zich het volgend dispuut ontspon: - Meneer hou toch op. U moet met gepast geld betalen. - - En als ik het niet heb? - - Meneer ik heb geen kleingeld zo vroeg in de morgen. Ik kan U geen kaartje verkopen. U moet maar uitstappen. - - Dan rij ik vandaag maar op mijn belasting centen. - Verschillende passagiers gromden terwijl anderen met de voeten schuifelden. De vrouw die zoveel moeite had met haar kleingeld, nam het op voor de chauffeur en riep verontwaardigd naar het adres van die nieuwkomer: - Dang ie loekoe ing dang, a djeersi belastingen. Kandé pé a no foefoeroe na tienkoroe...... - Toen wilde de a-sociale figuur nog zijn weg banen naar achteren om de verontwaardige vrouw van antwoord te dienen, maar de onderwijzer. die vooraan zat, greep hem aan zijn slappe jas en deponeerde hem rustig op het asfalt. Blakend van genoegdoening knikte de chauffeur tegen de stevige paedagoog en reed verder, weer in het gemoedelijk vaartje, zwenkend en stoppend, tot ze voor de school stonden, waar ook de onderwijzer moest uitstappen. Wij gingen maar met hem mee. |
|