Spanhoek
(ca. 1959)–Coen Ooft– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
sem, neen, echte vrees, als voor een gevaarlijke en dreigende vijand. Zijn kinderjaren zijn hiervan de oorzaak. Immers, Anansi zat meestal in het beschot van het balkon, waaronder de zweepslagen sissend en snerpend vielen op de ruggen van de slaven en vanuit de dakgoot kon hij precies zien en horen hoe het gloeiend hete ijzer sissend een stempel brandde op gave ruggen, in levend mensenvlees. Daarom rilt Anansi nóg, bij ieder sissend geluid. De slaven kreunden en huilden, maar Anansi die geen traankliertjes heeft, kon nooit eens goed uithuilen. Daarom óók, de angst die hem nooit verlaat. Potie Anansi! ‘Kom nou Anansi - zeiden zijn vrienden na de emancipatie - dit alles is toch voorbij. Nooit meer geselslagen, nooit meer spaansbokko's, nooit meer brandmerken......’ Anansie begreep dit wel, maar de angst bleef, al was het nu maar ingebeeld. Tot op zekere dag hij een wandeling maakte in het gebouw met de rode lopers, waar hij zijn intrek had genomen na het grote Statuutfeest. Het was een mooie maannacht. De gele maanstralen drongen door elke kier en alle vensterruiten het statige gebouw binnen en werden sprankelend teruggekaatst wanneer zij vielen op glinsterend glas- en chroomwerk. Behoedzaam schreed Anansi voort. De stilte deed hem goed. Hij neigde zelfs naar het romantische, dat altijd tussen maanstralen ligt geëncadreerd. En, hij voelde zich gelukkig, tot opeens, een sissend en schurend geluid hem als versteend deed stilstaan. Een slang, dacht Anansi en wilde het al op een lopen zetten, maar een honend oudenmannen gelach hield hem aan de grond genageld. Het was de lach van de uil. Die wijze heer, die als een kind zo speels zich vermaakte met het speelgoed dat er lag. Met een flitspuit was hij bezig, wazige gordijntjes te pompen in de lucht en tussen oude boeken en folianten die sinds jaar en dag in onbruik zijn geraakt. ‘Wat doe jij stom en mal’ zei Anansi. ‘Van jou kon ik beter verwachten. Je wijsheid verblindt. En nu heb je zelfs de nacht niet meer tot vriend die jou zou kunnen raden. Zie je dan niet - ging Anansi verder -, zie je dan niet, dat hetgeen je daar de lucht in spuit dodelijk is voor | |
[pagina 40]
| |
alle insecten? Weet je dan niet, dat onder het motto van: Drop dead, Real kill, Flit, Black flag en D.D.T., wij zoetjesaan worden uitgeroeid? Het is al erg genoeg dat dit gebeurt. Erger is het echter, wanneer jij daaraan meedoet. Wanneer dus het ene dier het andere gaat uitroeien...... Hou op met deze zelfvernietiging. Wees toch wijzer. Onze emancipatie is nog lang niet nabij......’ Na deze tirade boog de uil schuldbewust het hoofd en knikte deemoedig: ‘Ja Anansi, je hebt gelijk. Bijna had ik het handwerk overgenomen van hen die hier wonen en zich geëmancipeerden noemen. We wonen hier te lang en daar leren wij het van. Anansi herademde en zei: - gelukkig dat je dit inziet - En de uil, die weer wijs moest doen, zei, met nadruk op elk woord: ‘Kom Anansi, laten wij weggaan van hier, wég, naar elders waar het vredig is, waar de een de andere niet breekt, waar een man een man is en een woord een woord, waar de juiste weg ligt tussen vrijheid en slavernij, tussen minderwaardigheid en méérwaardigheid, tussen idealisme en politiek gewin, tussen cultuur en cultuur...... Anansi glimlachte. En daar hij reeds lang een vliegtocht boven Spanhoek wilde maken, sprong hij soepel en lenig op de kop van de uil en vloog als een koning mee naar buiten, in de richting van de maanstralen, de volle romantiek tegemoet. |
|