Een jonge vrouw kwam binnen, keek hem aan met een blik die treffen moest, en zei, dat een rechercheur hem wilde spreken, over de klacht die hij wegens diefstal had ingediend.
Er flikkerde iets levendigs in zijn ogen, toen na de routine vragen, de rechercheur hem vroeg of hij zijn portemonnaie wel zou herkennen als hij deze terugzag.
‘Jawel meneer’ antwoordde hij.
‘En, je zou ook weten hoeveel geld erin zat?’
- Zeer zeker meneer, want 't is mijn gehele maandloon, dat ik als bode verdien. -
Hierop kon de vrouw het niet langer verkroppen en luchtte even het gemoed, zodanig, dat zij hem onder meer verweet, cleptomanie te hebben om naar het feestterrein te gaan. En toen hij haar berispend aankeek, kon zij niet nalaten eraan toe te voegen:
- Ik zou maar niet zo verontwaardigd doen met een gezicht als van steeserkrosie, die no mang hari watra. -
De dienstman maande haar aan tot kalmte.
Daarna vroeg hij uit welke coupures de biljetten bestonden. Hij wist het op de dubbeltjes af te vertellen. Twee biljetten van ƒ25.-, drie van ƒ2.50, zeven van ƒ1.-, drie kwartjes en 2 dubbeltjes.
Omdat de vraag zo was gesteld, voelde hij iets warms stromen in zijn hart. Een warmte, die de koude rillingen van twee dagen achtereen, verdreef. En daarom vroeg hij, of de dief gepakt is en of het geld terug gevonden is.
Neen, zei de politieman. - De dief is niet gesnapt, het geld is ook niet terug, alleen de portemonnaie die leeg is heb ik hier bij me.
Hierop parelden dikke waterlanders over het jong gezichtje van de vrouw. Zij had nog zo'n flauwe hoop gehad. Zij had zelfs Antonius in de hand genomen, omdat zij parochiaan van de Rosakerk is. Haar laatste hoop was nu vervlogen en snikkend bekende zij: - Hij had nu juist voorzichtig moeten zijn, daar de dokter gezegd heeft dat al dat braken van een maand geleden, voortekenen zijn van een baby die wij mogen verwachten.
Dit trof de politieman, die zelf vader van zes kinderen was.