tijd lang dacht ze na. Daarop vloog ze naar boven, omdat ze weer eens een oplossing had gevonden. In een cederhouten kist op zolder lag nog een heel oude gouden broche van haar moeder. Het laatste erfstuk. Vlug kleedde zij zich aan, bracht het jongste kind bij de buren en haastte zich de straat op, regelrecht naar het eerste pandhuis dat zij tegenkwam.
Zij kreeg er 6 gulden voor.
Als een bromfiets zo vlug, snelde zij naar het kantoor, waar zij hijgend aankwam, toen de klok daar elf uur aanwees. Ze was op tijd. Kletsnat, omdat het wéér regende, maar ze was er toch. Omwille van het water, omwille van de volksgezondheid en terwille van de Surinaamse Waterleiding Maatschappij.
Ze wachtte geduldig tot twee mannen hadden betaald. Vóór haar stond nog een huisvrouw, die ook betalen moest. Doch ze betaalde niet. Neen, ze smeekte, smeekte, of die meneer achter het loket niet nog maar één dag kon wachten en haar waterleiding niet wou afsluiten, omdat zij toch een baby had en de was moest doen. Morgen zou zij het geld zelf komen brengen, als ze voor de was ontvangen had...... En, of ze de directeur mocht spreken en, of de meneer......
Verder kwam ze niet, want de meneer gaf een antwoord zo koud als het ijzer waarachter hij zat. Hij zei: - Spijt me vrouw, maar ik kan U niet helpen; volgende persoon - ......en met een droge wijsvinger wees hij op vrouw Erna. Dezelfde vrouw Erna, die zo juist nog hetzelfde gevoel, loodzwaar had moeten ronddragen en dus eens te meer de klacht en het gejammer van deze vrouw begreep.
Daarom nam zij het besluit.
Vóór zij zelf betaalde, trok ze de jammerende vrouw naar zich toe, nam haar de rekening uit de hand en samen met haar eigen nota, duwde ze het bedrag van 6 gulden onder het raampje door, terwijl ze zei:
‘Ontvangt U van ons allebeide meneer.’
De klerk ontving.
Vrouw Erna kreeg van haar 6 gulden maar 60 centen terug; het restant van de gouden broche, het gouden erfstuk. Maar de omhelzing van die arme vrouw, het warme gelukkige en blije gevoel in haar hart, waren haar meer waard