transmigreerd. Ik bracht die gedwongen verhuizing in verband met de Zeeuwse watersnoodramp in het moederland in 1953. Toen was heel Paramaribo in rep en roer en werd er op school geld ingezameld voor de arme schapen in Holland. Het was de eerste natuurramp waarover ik hoorde.
Er werd geboomd over het Kabalebo-project in West-Suriname, waarvan nu in de kranten nog voornamelijk gesproken wordt als de miljoenenspoorlijn van nergens naar nergens.
Een poos geleden vertelde een oom mij dat hij hier in Holland nooit aardappelen at, omdat ze niet te vergelijken waren met de exemplaren die hij als kind in Suriname had gegeten. De aardappelen uit zijn jeugd in de tropen waren stijf van substantie en glazig, niet bloemig, een delicatesse. Bevroren aardappelen moeten het zijn geweest. Maar het kwam uit Holland en dat bepaalde de smaak. Net als de sponzige ijsappels en de melige peren die bij de betere Chinees op de hoek voor een klein vermogen konden worden gekocht. Menige opgemaakte fruitschaal, versierd met uit Holland ingevoerd plastic kunstfruit, gaf de tafel in Bruynzeel-modelwoningen een bepaald cachet. Zo werden we neergevoed.
Bijna dertig jaar geleden reisde ik met mijn ouders per vrachtschip van de Koninklijke Nederlandse Scheepvaart Maatschappij over de grote Atlantische Oceaan naar Nederland. We zouden met buitenlands verlof gaan, voor een jaar. Een paar dagen voor ons vertrek werd het huis door opkopers leeggehaald en mijn hond Nona waarmee ik was opgegroeid verdween, ik had even niet opgelet. Mijn moeder zei: ‘We gaan schoon schip maken.’
Mijn vader is voor zijn werk nog een jaar terug geweest, alleen. We bleven voorgoed in Holland, met verlof. En Suriname bleef verbonden.
Het is zondagmorgen vroeg. Mijn tafel is bezaaid met krantestukken. Alle artikelen over de Suriname-reis van