begon te lamenteren over de zwarte zwervers. ‘Het waren,’ zei hij, ‘lui die liever stalen dan werkten, verslaafd aan crack en alcohol en zonder enige familietraditie.’
In een poging de zwerver te verdedigen kon ik niet anders aanvoeren dan de invloed van slavernij en rassenhaat op de mentaliteit van veel zwarten. Amedoo maakte korte metten met mijn argumenten. Velen van de Afrikanen die als slaven aan de blanken werden verkocht waren van het laagste allooi: gevangenen, misdadigers of lieden van inferieure stammen. En zo raasde hij voort.
Daags voor de opening van de expositie Wit over zwart in het Koninklijk Instituut voor de Tropen, door de makers nader toegelicht als: ‘Hoe een witte meerderheid zich al eeuwenlang een beeld vormt van een zwarte minderheid, een tentoonstelling over macht en vernedering’, werd ik gebeld. Het was mevrouw W., als journaliste verbonden aan een weekblad. Wilde ik samen met haar de tentoonstelling bezichtigen? Mijn commentaar bij de diverse beelden zou materiaal zijn voor haar artikel. Ze deed werkelijk haar best, zei ze, om integer te zijn, ik kon haar vertrouwen. Bovendien voelde ze zich verbonden met de zwarten. En ze was in Afrika geweest, zeverde ze voort.
Een mens met goede bedoelingen. Had ik haar als meeloper Amedoo uit New York maar kunnen aanraden. Of tenminste dr. Philomena Essed, afkomstig uit het raciale Suriname waar bosnegers lijfelijk ondervinden wat discriminatie betekent. Dr. Essed is een wetenschappelijk expert in zwart-wit-verhoudingen, tevens zeer verontwaardigd over de vele misstanden op dit gebied in het door haar zo racistisch gewaande hedendaagse Holland.
De tentoonstelling Wit over zwart, een verzameling ‘negrofilia’, is bijeengebracht door Felix de Rooy, naar eigen zeggen ‘het produkt van een koloniaal orgasme’, en Rufus Collins, een Amerikaanse regisseur die voorlopig verkiest om in Holland te wonen, waar de opkomst van het alloch-