rokken in. Er zijn sinds kort latrines gebouwd, maar die zijn niet in gebruik, ze zijn nog te mooi, te nieuw en blijven onbevlekt achter glanzend geverfde deuren. De man van de arts is bouwmeester. ‘Ik bepaal wanneer die wc-deuren opengaan,’ zegt hij. Hele families zitten om een houtvuurtje een potje te koken, waarvan straks hun zieke de lekkerste beetjes krijgt.
Het gedoe op het ziekenhuisterrein is niet wanordelijk, ieder doet zijn eigen ding, maar langzaam en weloverwogen en zonder veel geluid. Zelfs de vrouw die een zenuw-toeval krijgt en door drie verwanten ondersteund wordt als zij schokt en schudt in een soort sint-vitusdans, brengt daarbij enkel een nauwelijks hoorbaar gezoem voort. ‘Niets aan te doen,’ zegt de dokter, ‘ze is zwanger, een maand of vier en ze wil ervan af. Maar wij mogen geen abortus doen.’
Iedere maandag om acht uur formeert het personeel van het hospitaal zich in twee rijen, de langste mensen staan achteraan. De vlag wordt gehesen. Een plechtig moment, iedereen ontbloot het hoofd en heft de strijdkreet van het land aan: ‘Ehuzu, dan dan’ en in één adem: ‘La lutte continue.’ Ehuzu dan dan: alles verandert, welzeker. De slogan van het marxistische regime dat in Benin aan de macht is.
De nieuwe week is ingewijd en in het ziekenhuis begint de grote visite. De ziekenzaal is net gedweild en een kruidige geurmelange van tijgerbalsem, muskietenkaars en lysol vult de ruimte. Mannen, vrouwen en kinderen liggen door elkaar op zaal. Op het ene bed geeft een moeder haar kind de borst, op het andere waaiert een man de vliegen weg van de wonden op het been van een verwante. Op een volgend bed zitten drie vrouwen met de hoofden dicht bijeen te fluisteren en verderop ligt een jongetje - de kleur is weggetrokken uit zijn huid waarover een matte waas ligt, zijn buik is meer gezwollen dan draaglijk lijkt, zijn navel ettert en het leven sijpelt langzaam uit zijn lichaam.
Een patiënt die een paar bedden verder ligt bemoeit zich