papa,’ kirt ze. ‘Hè jongens, toe nou,’ zegt de moeder. Ze blikt tevreden naar haar gezinsleden, pakt een breiwerk uit een zijvak van haar rugtas en zet zich ijverig aan haar taak.
De boot vertrekt op weg naar Schiermonnikoog.
Het meisje zegt: ‘Ik heb zo een dorst.’ De man staat op en vraagt: ‘Mams wat wil jij?’ Ze antwoordt: ‘Voor mij niets, ik heb nog geen behoefte.’
Hij gaat benedendeks en komt even later terug met een flesje chocolademelk met een rietje. Plagerig houdt hij het kind het flesje voor: ‘Nou, wat zeg je tegen papa?’ ‘Dank u wel papa,’ speelt het kind mee.
Het meisje haalt het rietje uit de fles en begint te drinken. Het topje van de flessehals verdwijnt gedeeltelijk in de kindermond. De man kijkt vergenoegd naar zijn kleine meisje en slaat een arm om haar schouders. Het kind verslikt zich. ‘Wat doe je nou?’ zegt hij en pakt haar de chocomel af. ‘Je bent een kleine schrokkebrok.’ Met een hand klopt hij het kind op de rug. In de andere hand houdt hij het flesje vast, likt langzaam de druipende chocolademelk van de hals rondom schoon en zet het flesje op tafel.
‘Het lijkt zo dichtbij, Schiermonnikoog, maar het is toch verder weg dan je denkt,’ zegt de vrouw. Hij knikt, aait zijn dochter over het haar, buigt zich opzij en kust het kind teder op het voorhoofd. Dan pakt hij het gezichtje vast in beide handen en bestudeert het grondig. Behoedzaam haalt hij met zijn pinknagel een peutertje uit het neusje van het meisje, bestudeert het dingetje aandachtig en steekt de pink in zijn mond. Hij staart dromerig door het raam. De vrouw breit onverstoorbaar door. Het meisje pakt haar chocomel van tafel en zuigt aan de fles. Een tevreden hoekje op de boot van Lauwersoog naar Schiermonnikoog.