| |
| |
| |
Ontheemd en gerieflijk grieven we voort
Esje woont in Manhattan in New York. Ze werkt als boekhoudster bij de sociale dienst in Spanish Harlem. Dertig jaar geleden verliet ze Suriname en woonde daarop korte tijd in Holland, waar het haar niet beviel; ze kon niet tegen de Hollandse mentaliteit. Wat dat precies is vat ze samen met: ‘Ik weet niet hoor, maar ik kon er niet tegen.’ De mensen, zegt ze, waren er toentertijd zo achterlijk, dat ze je soms aanraakten om te zien of je niet afgaf. Niet haar, maar een kennis was het overkomen. ‘Heb je ooit van je leven,’ zegt ze verontwaardigd. ‘Wat dat betreft, geef mij m'n States maar. Een blanke zou het niet in zijn hoofd halen om een donkerkleurige persoon aan te raken om te kijken of hij afgeeft.’
Esje heeft een druk bestaan met een volle baan. 's Avonds volgt ze cursussen om promotie te maken, zodat haar pensioen over een jaar of zes zo goed mogelijk zal zijn.
Al deze informatie krijg ik per telefoon. Het is niet eenvoudig om op korte termijn tot een afspraak te komen; ze heeft niet eens tijd om vrienden of familie te bezoeken. Zelfs haar zondagen zijn bezet, want dan gaat ze naar de vroege mis. Maar de komende zondagmorgen wil ze voor mij een uitzondering maken en dus reizen we samen met de trein naar Queens op weg naar Yvette, Esjes jongere zuster.
Ratelend probeert ze boven het gedender van de trein uit te komen. ‘Er wonen zoveel Surinamers in Amerika, sommigen tijdelijk, anderen permanent. Het is jammer dat je de grote. Suriname-dag in het Flushing Meadow Park in Queens op vijf augustus niet kan meemaken. Zo'n bijeenkomst is gezellig! Je bent weer even thuis met mekaar; eten, dansen, drinken.’ Ze kent een ambtenaar uit Paramaribo.
| |
| |
Binnendienst of buitendienst weet ze niet, maar een paar maanden per jaar komt hij samen met zijn vrouw naar de States om wat bij te verdienen, hij als huisschilder, zij als schoonmaakster. ‘Hier kan niemand zich bigie fasie, kapsones veroorloven. Je pakt wat je pakken kan om geld te maken. Daar, in Paramaribo, hangt hij met zijn dollars de grote baas uit en zij speelt mevrouw met een dienstmeisje elke dag. Je kunt zeggen wat je wilt van Surinamers, maar één ding is zeker, ze zijn zo mobile als de pest.’ Esje lacht.
Een bedelaar komt de coupé in en schuifelt naderbij. Esje zwijgt en kijkt door het raam van de ondergrondse in het onderaardse. ‘Je geeft niets!’ zegt ze bits en geeft me een lichte por in de zij om mijn liefdadige aanzet te onderbreken. ‘Laat ze gaan werken. Ze maken per dag soms meer op dan ik in een week verdien.’ De bedelaar verplaatst zijn werkveld, de trein raast voort.
Een jaar of vijf geleden was ze even naar huis gegaan, naar Lelydorp, in Suriname waar ze geboren is. ‘Het viel zo tegen, alles was zo kleintjes. En ze zijn zo slow; geen stap verder gekomen in vergelijking met dertig jaar geleden.’
Ze moest met spoed haar huis in New York bellen. In Lelydorp kon niet internationaal getelefoneerd worden, dus zij naar Paramaribo. Maar daar, in het huis van familie kon je ook niet rechtstreeks met het buitenland bellen. Zij dus naar Telesur om een gesprek aan te vragen. Daar stond een lange rij wachtenden voor haar en toen ze eindelijk aan de beurt was werd gezegd dat ze pas de volgende morgen een gesprek met New York kon krijgen. ‘No spang,’ zei m'n neef. Hij had relaties en zou voor mij een gesprek regelen. ‘Als je weet hoe ik me daar heb geërgerd aan die lamlendige mentaliteit. Iedereen heeft zogenaamd relaties, maar als het puntje bij paaltje komt, wordt er niets geregeld.’ Doodmoe was ze naar New York teruggekeerd, een tandvleesontsteking had ze ervan gekregen. Haar weerstand was van ergernis gebroken.
| |
| |
Ze zou dolgraag naar Florida willen met vakantie, naar Epcot Centre, Disneyland, of Miami, dat ze uitspreekt als Mi-Amie. Maar wat haar ontbreekt is tijd. Een enkele keer heeft ze de gelegenheid om een weekend naar New Jersey te gaan om daar in het casino haar geluk te beproeven. Of ik interesse heb voor schoonheidsartikelen? Ze is Avon-consulente tussen de bedrijven door.
Met de inspanningen die ze zich nu getroost plaveit ze zich een weg naar Florida, haar einddoel, waar het warm is en rijk en rustig. Weg van het harde klimaat van New York. ‘In de winter is het weer zo koud, dat je niet weet waar je het zoeken moet.’ En als ze morgen de hoofdprijs in de staatsloterij wint, of volgende week geluk heeft in het casino in New Jersey, is ze dezelfde dag al naar het zuiden vertrokken. ‘Eens,’ zegt ze, ‘zal ik daar relaxed zitten en alle worries vergeten.’
Esjes zuster, Yvette, woont met haar man uit Honduras en twee zoons in een zakuitgave van een Engels landhuis in Queens. Het grasveldje voor is zorgvuldig geschoren. Het oprijlaantje is in beslag genomen door een gloednieuwe Oldsmobile. ‘Ieder hier in huis heeft zijn eigen wagen,’ zegt Yvette, ‘behalve ik, ik heb geen rijbewijs.’ Ze heeft een lunch van kabeljauw en bokking klaar. ‘Wat dat betreft hebben mijn man en ik,’ zegt ze, ‘nooit onenigheid, het Surinaams eten is hetzelfde als in Honduras.’
‘Ben je naar de kerk gegaan?’ vraagt Esje.
‘Natuurlijk,’ zegt Yvette. ‘Wat dacht je dan.’
Zodra ze gepensioneerd zijn wil ook Yvette met haar man naar Florida verhuizen. ‘En dat is over een paar jaar met Gods wil. De huizen daar zijn zo luxe, met of zonder zwembad. Sommige zijn werkelijk een droom.’ Over drie dagen gaan ze even een weekje naar Miami voor een korte vakantie. ‘Een beetje wandelen in Bayside, een beetje shoppen.’
De zusters raden het me af om met de auto naar Florida te
| |
| |
gaan. Ervan afgezien dat het een reiswijze is van armoedzaaiers per Greyhound-bus of auto, is het ook levensgevaarlijk. Ze vullen elkaar aan met wild-westverhalen over gewapende bendes, die je tot op de high-way overvallen door je auto klem te rijden. Dat je aangehouden wordt door patrol en als je stopt zijn het armed robbers. Of we in Holland Miami-Vice niet kennen van de televisie. ‘Nou dan.’ Of ik niet bang ben door het zuiden te reizen met het oog op rassenhaat en Ku Klux Klan, of ik nooit gehoord heb van rednecks. Zij reizen altijd met airplanes, dat is ‘up to date’ en veiliger. Ze kennen veel Surinamers in Florida en kunnen me wel aan wat adressen helpen.
‘Waar mijn broer Edgar woont in Florida,’ had Esje gezegd, ‘is het net Klein Suriname. Je hebt de De Miranda's, de Poetsma's, Tjon A Kiet, ik kan je zo nog een aantal namen noemen. Bel mijn broer als je in Florida bent.’
Autoweg nummer 19, een afsplitsing van de snelweg uit Tampa naar het noorden, lijkt het meest op een grensstraatweg en biedt de weggebruiker ruime oogbevrediging. Links en rechts steken in een blikvangerswedstrijd reclameborden, vlaggen en vaandels omhoog, de een nog opvallender dan de ander: Casa del Spas, voor zwembaden en fonteinen; Royal Rugs, specialist in tapijten, Food and Gaz, voor mens en auto. De Fortune Bank, voor geldelijke steun. Vanaf het hoogste bord spreekt de kerstman de weggebruiker toe: ‘Paw Paw Tree a Christmas restaurant attraction where the spirit of Santa lives all year.’ Dan weer mobile homes, stacaravans die per stuk een kwart van de Franse Kamp in Bussum kunnen beslaan, body shops, ceramics, timber and oak, advocaten, verzekeringsmaatschappijen en fast-food-ketens: Popeye, Red Lobster, Pizza-Hut. Window shopping is er niet bij want met een vaart van vijfendertig mijl per uur blijven de etalages flitsende kleurabstracties.
Een van de reclameborden langs de 41 is van Master De- | |
| |
sign Home Incorporation. Aan de Northcliff Boulevard in Springhill is de zaak gevestigd. Maar er is geen winkel. Verspreid in paradijselijke tuinen die onmiskenbaar onder tuinarchitectuur staan, lonken compleet ingerichte bungalows, de een nog luxer dan de ander, spic en span, alsof de onzichtbare huishoudster onophoudelijk met zeem en lap in de weer is.
In modelwoning Genesis 1 houdt Master Design kantoor. Een gastheer leidt rond in een Barbie-doll interieur op grote-mensenformaat. In de luxekeuken die in Holland nog op de huishoudbeurs moet komen, tref ik een ouder echtpaar. De vrouw zit aan de bar in de keuken en houdt haar tasje stevig op haar schoot geklemd. Ze vergaapt zich aan de batterij van moderne keukenapparatuur. Ook de Genesis 2 tot en met 6, met of zonder zwembad, zullen menig vrouwenhart sneller doen kloppen. Maar Dynasty en de Celebrity hebben nog meer glans, nog meer luxe. Dit zijn de droomhuizen van Esje en Yvette, die maken dat Florida de staat van het verlangen wordt. ‘A sunny playland where the lifestyle is more pleasant than back home’, zoals de Yankees, de ontdekkers van het goede leven in Florida het indertijd omschreven.
Tegen de avond, als het neon om de reclameborden oplicht en de 19 een kermisbaan wordt, neem ik mijn intrek in de Days Inn van Port Richey, op twaalf mijl van Springhill.
Het zijn omineuze seconden aan de telefoon tussen de vraag of ik een afspraak kan maken met meneer Johnson, Esjes broer, en zijn antwoord: ‘Nu u helemaal hier in Florida bent mag u langskomen, maar ik wil mijn familie in Suriname geen moeilijkheden bezorgen, begrijpt u.’
Edgar Johnson woont met zijn vrouw in een bungalow aan een meertje in Springhill. Het terras is omspannen met fijn gaas, om de muskieten buiten te houden. Want net als Suriname bestaat Florida goeddeels uit zwampen en moeras. De bungalow is omgeven met het decor van een kleine
| |
| |
hortus. Sommige planten zijn helemaal uit Suriname meegekomen: ‘De fajalobi, onze nationale bloem en de Madame Jeanette.’ Aan de muur hangt een portret van koningin Beatrix en prins Claus. ‘Als jongeling van twintig vertrok ik met het Koninklijk Nederlands Indisch Leger naar Indië om als beroepsmilitair tegen de Jappen te vechten,’ zegt hij. ‘Daar in het mooiste land ter wereld heb ik mijn vrouw ontmoet.’ Na de onafhankelijkheid van Indonesië ging hij terug naar Suriname, waar hij met zijn gezin woonde totdat ook Suriname onafhankelijk werd. ‘Ik kon het op mijn klompen aanvoelen dat het daar een aflopende zaak was. Je vraagt toch om moeilijkheden wanneer je een land met zo een kleine populatie een leger laat. Ze hadden gewoon een goed geoefende politiemacht moeten hebben. Het is jammer dat het zo gegaan is,’ mijmert hij hardop. ‘Men kan van alles zeggen, maar Indonesië en Suriname hebben het veel beter gehad onder het Nederlands bewind. Ik ben een geboren Nederlander.’
Na zijn pensionering zocht hij naar een rustig plekje om te wonen, want in Suriname was het niet meer leefbaar. ‘We hebben in Nederland gekeken, maar we zijn geen mensen voor vijf-hoog. We hebben aan Indonesië gedacht, aan Spanje, aan Portugal, maar dat zijn geen landen met een democratie, zoals we vroeger dan gewend waren.’
Met behulp van familie en kennissen, die zich daar al hadden gevestigd kwamen Edgar en zijn vrouw in Amerika terecht. Hij laat een verlepte polaroïd-foto zien van een stuk braakliggend terrein. ‘Zo zag onze tuin eruit voordat het ontgonnen was,’ zegt hij niet zonder trots. ‘Wij waren onder de eerste Surinamers van Springhill.’ Edgar zingt een loflied op zijn nieuwe vaderland: ‘Vergeet niet dat we in een fast moving country wonen, een land met opportunities. Waar in de wereld kun je een kilo kip kopen voor zestig cent? Wegenbelasting kost me letterlijk zesentwintig dollar.’ Zijn vrouw gaat naar binnen en komt terug met een
| |
| |
brok bevroren kippebouten: ‘Hier, bij Winn Dixie gekocht, kijk zelf maar.’ Prijsvergelijkingen met Suriname zijn gauw gemaakt, want waar Surinamers zijn reist het geboorteland mee. Daar kost een kip vijfentwintig gulden, de helft van het weekloon van een hulp in de huishouding.
‘Miami is de hoofdstad geworden van een groot deel van Zuid-Amerika en het Caribisch gebied. Er wonen veel Surinamers. Velen zijn niet van het beste allooi. Want net als heel wat Cubanen, mensen uit Haïti of Brazilianen, noem maar op, leven ze er illegaal en kom je ze niet één-twee-drie tegen. Maar hier aan de westkust van Florida, waar men meer gesettled is, tref je die lui niet.’
‘Ach,’ zucht hij, ‘als de omstandigheden in Suriname beter zouden zijn, zaten wij natuurlijk in Paramaribo. De Wijngaardes, de Nahars, Parisius, ik kan je zo nog een aantal namen noemen van ras-Surinamers die, door omstandigheden hier hun nieuwe vaderland gevonden hebben. En ik verzeker je,’ zegt hij, ‘met mijn pensioen uit Holland kan ik hier zeer goed leven. Florida lijkt in veel opzichten op Suriname; het klimaat, de vruchtbare grond.’ Ik krijg een klein geschenk mee, geurige Madame Jeanette-pepers; ‘van zaad uit Suriname’.
Voor ik naar mijn Days Inn ga stop ik bij Winn Dixie met zijn pond kip voor een paar centen. De supermarkt is kolossaal. Een wat oudere, donkere vrouw duwt een volgeladen winkelwagen voort. Wat het is weet ik niet, misschien zijn het de smalle enkels en het sieraad dat ze draagt, gouden slavenarmbanden. Ik waag het. ‘Bent u Surinaamse?’ ‘O, hoe weet u het?’ En dan vervolgt ze: ‘Bent u de dame die gisteren bij mijn vriendin, mevrouw Misquita, is geweest? Ze heeft het me verteld. Heb je ooit van je leven. Ik heb de hele avond zitten prakkezeren tot ik je naam kon thuisbrengen. Meisje, ik heb je vader goed gekend. Wat een kleine wereld.’
De avond tevoren was ik op bezoek geweest in een reus- | |
| |
achtige vierkamer-stacaravan, het mobile home van mevrouw Misquita. Haar adres had ik van Edgar Johnson gekregen. ‘Vlak voordat ik in New York met pensioen ging,’ zei ze, ‘kwam ik hier met vakantie bij mijn vriendin. En vanaf dat moment heb ik alleen maar verlangd om hier te wonen. Het is net Republiek bij Zanderij in Suriname, met dat verschil dat ik op vijf mijl hiervandaan alles kan kopen wat ik nodig heb, tot aan onze eigen kwikwi-vissen toe. Ik heb horen vertellen dat ze in Suriname nauwelijks nog te krijgen zijn.’ Ze had gommakoekjes gebakken en ik kreeg een zakje mee voor onderweg terug naar mijn hotel. ‘Hoe vond u het bij de Johnsons?’ vroeg ze. ‘Mooi hè, dat huis.’
Meneer Johnson introduceerde me bij de Jongsma's. Meneer Jongsma had een bloeiende huisartsenpraktijk op de vroegere plantage l'Hermitage aan de rand van Paramaribo. Alles ging het gezin voorspoedig tot de onafhankelijkheid die, zegt meneer Jongsma, Suriname door de toenmalige Nederlandse regering door de keel geperst is. Met uitzondering van een handvol in Holland geschoolde revolutionairen, die zich ontpopten tot de nieuwe leiders, was niemand voor de onafhankelijkheid. ‘De Hollanders met een socialistische regering konden er in de jaren zeventig toch geen kolonie op na houden. Ze voelden de nasleep van hun koloniale verleden als een blamage en hebben Suriname met die hebie opgescheept. Een week voor de onafhankelijkheid was het in Paramaribo zo een trieste bedoening. Er waren vlaggen te koop, maar niemand kocht een vlag en later wilde men ze in sommige gevallen niet eens cadeau hebben. Met de onafhankelijkheid is de uitloop en de uitverkoop van Suriname begonnen.’
Ook hij nam het zekere voor het onzekere en vertrok in 1977 met zijn gezin naar Sittard. Maar vooral de kinderen konden zich daar moeilijk aanpassen. ‘In vergelijking met Paramaribo was Sittard bepaald een gehucht,’ zegt Jongsma. Na veel tegenwerking in Nederland besloten ze naar de
| |
| |
Verenigde Staten te verkassen, kochten er ten slotte een stuk land in Springhill en lieten er een gerieflijke bungalow neerzetten. Tegen de wand van het terras dat uitkomt op het zwembad, staat bosnegerhoutsnijwerk. ‘Een huis als dit kun je in Nederland nauwelijks krijgen,’ zegt Jongsma, ‘en zeker als je nagaat dat de hele bungalow in zes weken gebouwd is.’
In huis bij de Jongsma's is het fris door de airco en Hollands gezellig en zo rustig. Mevrouw schenkt koffie. Meneer blikt terug in het verleden en vertelt over zijn artsenjaren, thuis in zijn geliefd Suriname, over zijn boosheid op Holland, dat Suriname in het moeras heeft helpen wegzinken; over heimwee.
Ontheemd maar gerieflijk grieven we voort.
|
|