De verraders
(1968)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 223]
| |
militaire attache in Washington D.C., luitenant kolonel Soetikno, opgebeld. Er was iemand uit Djakarta, die mij wilde ontmoeten. Of ik zo vriendelijk wilde zijn hem in zijn suite in het nieuwe New Yorkse Hilton hotel te gaan bezoeken. Ik werd in de late ochtend door generaal Soeparman, hoofd van de inlichtingendienst van het Indonesische leger, ontvangen. Hij en Verrips waren sedert jaren goede vrienden, dat wist ik van lt-kolonel Soetikno, en dat wist ik van Verrips en diens echtegenote zelf. Wij spraken enkele uren over de ontwikkelingen in de Wereld en Indonesie. ‘Iedere week breng ik Boengkarno op het paleis verslag uit van de laatste berichten van de verschillende fronten’, aldus generaal Parman, en hij gaf mij het gevoel geen Bandrio man maar een Soekarno volgeling te zijn. Ik sprak met hem over het rapport, dat Verrips mij had gegeven en dat ik wel wetende dat ik bij minister Soebandrio op de zwarte lijst stond, en dus geen visum voor Indonesie zou kunnen krijgen, desalniettemin verlangend was zijn land weer te bezoeken en ook president Soekarno terug te zien. Dat was tenslotte nog altijd mijn voornaamste bron van inlichtingen in Indonesie, ingevolge ons bijzonder vertrouwelijke persoonlijke contact, opgebouwd sinds die eerste reis in Italie in 1956. Om die reden ook, zag Soebandrio er op toe, dat ik niet naar Djakarta zou kunnen reizen. Hij wantrouwen mijn open wijze van spreken met Soekarno. Ik zei ook aan generaal Parman, dat Verrips zich meer dan eens had uitgelaten over bezoeken, die hij in de tussentijd aan Moskou zou hebben gebracht. Hij kwam eens bij de bungalow van mijn ouders in Huis ter Heide op de fiets langs, en heeft lange tijd mijn beide ouders - die Verrips slechts terwille van mij binnenlieten, uit angst dat hij mij nog werkelijk iets zou doen, maar er persoonlijk verre de voorkeur aan zouden hebben gegeven met de man niets uitstaande te hebben - trachten te imponeren met zijn lange reeks van heldendaden. Ook toen sprak hij over reizen naar Moskou. Hij zou deze via Zurich hebben gemaakt. De vraag was, wat onze Verrips in landen achter het ijzeren gordijn kon hebben te schaften, wanneer hij in verbinding stond met de C.I.A., kolonel Pandjaitan, generaal Yani, of Rijkens en Zwolsman. Generaal Soeparman kwam die ochtend na enkele uren praten | |
[pagina 224]
| |
to the point met de vraag, ‘Weet u waar Web Verrips nu zit en zou zijn te bereik en? ‘Natuurlijk weet ik dat. Hij woont bij mij om de hoek in Huis ter Heide en ik zou u nu met hem telefonisch kunnen verbinden’, antwoordde ik. De generaal noteerde intussen het geheime telefoonnummer van Verrips en ik vroeg Holland aan. De echtgenote van Web zei echter dat hij die dag, in Nederland liep het tegen het avonduur, op weg was naar de woning van de heer Zwolsman in Wassenaar. Zij gaf het nummer op en een uur later heb ik vanuit de kamer in het Hilton hotel in New York, contact gelegd met Verrips ten huizen van Zwolsman in Wassenaar. Ik bevond mij in de suite van generaal Parman toen deze geruime tijd met Verrips telefoneerde. Zij spraken als oude bekenden en men kwam overeen elkaar in de naaste toekomst te ontmoeten. Daar eindigde mijn contact met de Indonesische generaal en mijn bezoek was afgelopen. Een week later telefoneerde Verrips mij, zondagochtend om 6 uur New Yorkse tijd vanuit Huis ter Heide. Hij bleek zeer geagiteerd. ‘Waarom vertel je mij niet waarom Parman mij zocht. Wat wilde hij van mij. Ze willen mij vermoorden’. Ik antwoordde, dat ik in de veronderstelling had verkeerd met één van zijn beste vrienden in contact te zijn geweest, dat ik om die reden alleen zijn telefoonnummer had opgegeven en de verbinding tot stand had gebracht met de woning van Zwolsman. Ik geloof, dat Verrips dacht dat ik wat voor hem verborg en hij hing gedegouteerd de telefoon op de haak. Ook telefoneerde Verrips die dagen met de journalisten Pierre Claessens van het Nieuwsblad Zuiden in Tilburg, en René van Eyck van het Algemeen Dagblad in Rotterdam. Deze collega's hielden zich met verscheiden aspecten van de Verrips mysteries bezig, waar zij bij een onderzoek naar een andere spionage affaire, de zaak Skoppies tegenaan waren gelopen. Verrips waarschuwde ook hen, dat hij op het punt stond vermoord te worden. Enige dagen later zou Verrips inderdaad nabij Bunnik een geheimzinnig auto-ongeluk hebben gehad. Hij was met een zak op het hoofd geslagen, en de papieren die hij bij zich zou hebben gehad waren ontvreemd. Dat er iets met hem was gebeurd bevestigde zijn echtgenote later, maar ik was in New York en heb dit voorval niet na kunnen trekken. De journalist H.J.A. Hofland heeft dit echter wèl gedaan en hij is tot de conclusie | |
[pagina 225]
| |
gekomen, dat de zogenaamde aanslag op het leven van Verrips bij Bunnik gesimuleerd en niet waar was geweest. Enkele dagen later, in de vroege ochtend van 4 december 1964 vloog Werner Verrips in zijn Mercedes sportwagen nabij Sassenheim tegen een viaduct en werd op slag gedood. Hij zou de rijksrecherche vanuit Amsterdam hebben getelefoneerd en zou hebben aangekondigd met bepaalde belangrijke stukken onderweg naar het ministerie van justitie te zijn geweest. Hij had zijn vrouw beloofd tijdig thuis te zullen zijn om voorbereidingen te treffen voor een Sint Nicolaasfeest wat men voor de beide zoontjes van het echtpaar Verrips had gepland. Kreeg Verrips een ongeluk? Was hij geslipt? Had er een automobiel gestaan, die hem opwachtte en had deze auto toen Verrips met grote snelheid kwam aanrijden een onverwachte manoeuvre gemaakt, bijvoorbeeld door de rijweg op te gaan, waardoor Web Verrips, die plotseling zou hebben moeten uitwijken, wel had moeten verongelukken? Claessens en Van Eyck hebben zich geruime tijd met de zaak bezig gehouden, omdat zij in de mening verkeerden dat er een moord had plaats gehad. Hofland kwam tot de conclusie, dat Verrips zodanig in de financiële knoei zou hebben gezeten, dat hij zichzelf bewust en geen andere uitweg meer ziende, te pletter zou hebben gereden. Ik geloof Verrips beter te hebben gekend dan Hofland, en betwijfel deze theorie ten zeerste. Hier sluit de echtgenote van Verrips zich overigens zonder meer bij aan. Web was er de man niet naar te vluchten, moeilijkheden of gevaar uit de weg te gaan, integendeel, hij stapte er juist midden in. Trouwens ik vraag mijzelf af, of Hofland zich er niet met een Jantje van Leiden van afmaakt, zoals hij wel eerder in verband met door hem geschreven artikelen na druk uitgeoefend door de heren van de groep Rijkens, door de knieen was gegaan. Verrips werd in Zeist begraven. Omdat ik in New York was, is mijn vader er namens mij naar toe gegaan. Ook Hofland was er. Ondanks al zijn onverklaarbare en vreemde levenstournures en handelswijzen konden zij, die hem werkelijk hadden gekend, niet anders dan in zekere sympathie van de mens Verrips afscheid nemen. Wat was hij? Een avonturier? Een fantast? Een dubbel agent? Wat? Wie was deze elusive Pimpernel? Zwolsman heeft later in een interview met de Haagse Post gesteld, | |
[pagina 226]
| |
dat Paul Rijkens hem had verzocht met Werner Verrips in zee te gaan. ‘Het was een merkwaardige kerel, die ik niet vertrouwde’. Hoe de verhouding Verrips-Rijkens was geweest kon Zwolsman niet zeggen. ‘Ik geloof nu, dat Rijkens door Verrips gechanteerd werd, een andere verklaring heb ik er niet voor’. Ik verschil met Zwolsman van mening. Bij al zijn leugenverhalen en fantasieen kon men uit Verrips zijn arsenaal van fabelachtige detective stories hier en daar tussen de regels door de einden aan elkaar knopen. Hij zou bijvoorbeeld inderdaad in overleg met de Indonesische geheime dienst (van het leger) in Italie een conferentie belegd hebben tussen bepaalde Nederlanders en Indonesiers. Hij had hiertoe met zijn mannetjes een hotel afgehuurd, à la de Bilderberg conferenties met een cordon sanitaire dat potdicht zat. Het meest merkwaardige in dit verband is, dat generaal Soeparman, tijdens onze ontmoeting in het New Yorkse Hilton hotel mij bevestigde dat er pourparlers in Italie hadden plaats gehad en dat Verrips voor een dergelijke aangelegenheid de enige man ter wereld was, die er op kon toezien dat een dergelijk experiment foutloos verliep. Wat Verrips echter stelde, was, dat hij zijn diensten aan de groep Rijkens had verleend, maar dat men hem zijn kosten niet honoreerde. Deze uitgaven zullen, Verrips kennende, exorbitant hoog geweest zijn. Maar dit kon een ieder die met beroeps-troubleshooter Verrips in zee ging van te voren hebben geweten. Dat de groep Rijkens dikwijls slecht van betalen was, zal de heer Van der Jagt van de K.L.M. in New York zich goed herinneren, terwijl mijn eigen ervaringen op dit gebied voor zichzelf spreken. Gedane beloften werden niet nagekomen. Ik kan mij voorstellen, dat Verrips die op een schaal van tonnen met de heren opereerde gelijkluidende ervaringen opdeed. Ook van mij is wel eens hier en daar gezegd, dat ik de groep Rijkens gechanteerd zou hebben, maar die vertelsels zijn in rook opgegaan. Ik ben er bovendien, om mij tegen dergelijke beschuldigingen te verdedigen. Nu kan men dan in een weekblad lezen, dat Verrips chantage gepleegd zou hebben. Misschien. Maar misschien ook niet. Het staat voor mij allerminst als een paal boven water, dat dit zonder meer waar zou zijn, en omdat Verrips en Rijkens dood zijn verwonder ik mij er over, dat juist de heer Zwolsman thans met een dergelijke conclusie in het openbaar verschijnt. Vooral in verband met wat ik zelf weet over de betrekkingen tussen Zwolsman en Verrips. | |
[pagina 227]
| |
Misschien is dit de laatste maal, dat er over hem geschreven zal worden. Dan zal men nooit weten hoe deze legpuzzle in elkaar heeft gezeten. Er is nooit geen Warren commissie aan te pas gekomen en velen, die in nauwe betrekking met hem stonden zijn reeds overleden. Paul Rijkens is er niet meer. Hij verzwijgt het bestaan van de ‘professor’ in zijn mémoires. Aan Indonesische kant zouden bij de staatsgreep van 1965 juist de intiemste vrienden van Werner Verrips, als de generaals Yani, Pandjaitan en ook de generaal Soeparman - met wie ik een jaar tevoren nog in het New Yorkse Hilton hotel had geconfereerd - wreed worden vermoord. Mijn voorlopige conclusie is, dat Werner Verrips in opdracht van het Indonesische leger uit de weg werd geruimd, nadat hij werd ontmaskerd als dubbelagent voor de vijanden van de hoogste Indonesische militairen, de beruchte dewan general. Hebben deze vijanden wraak genomen, door op hun beurt de betrokken generaals te vermoorden? Men kan er slechts over speculeren. Als beroeps-spionagediensten aan het werk gaan schijnen alle sporen zodanig te worden uitgewist, dat niemand ooit meer te weten komt, hoe de gebeurtenissen zich in werkelijkheid hebben toegedragen. De kogels, die president John F. Kennedy in Dallas, Texas, zouden treffen, konden zelfs door de opperrechter van de Verenigde Staten en diens naaste adviseurs niet meer nauwkeurig in de baan, waar zij in werden afgevuurd, worden terug gereconstrueerd. Tot dusverre tast men omtrent de ware toedracht van de moord op J.F. Kennedy in het duister. Met verraders is het als met patriotten. De persoon(en) die op Kennedy vuurden moeten uit patriottisme gehandeld hebben. Zoals Van Heutsz en Westerling van mening waren, dat zij het vaderland getrouw, een opdracht in Indonesie hadden te vervullen; Paul Rijkens en Emile van Konijnenburg meenden dat zij als voortreffelijke Nederlanders in het Nieuw Guinea drama hebben gehandeld; Lunshof in Elseviers schreef, dat zij verraders waren; of, Pasquino in DE TELEGRAAF, dat ik mijn land en mama verkocht en verkwanseld had. Verrips vloog tegen een viaduct, en de generaal die hem had gezocht, zou een jaar later in een krokodillengat nabij een luchtmachtbasis buiten Djakarta verdwijnen. Wie bepaalt, wie zal met zekerheid kunnen stellen wie de patriotten of de verraders zijn geweest? |
|