genote zal kunnen bevestigen - dat hij vanwege zijn arbeid verricht voor de C.I.A. een pensioen in dollars bezat, dat hem maandelijks idem zoveel in de la bracht. Vooral omdat hij geregeld naar de V.S. bleef heen en weer reizen, bleef ik het voor mogelijk houden, dat hij met de Amerikaanse spionagedienst nog steeds in contact stond.
In die tijd stelde hij mij een rapport ter hand, hetwelk een naar zijn zeggen door hem zelf opgestelde analyse zou zijn geweest van de toestand in Indonesie. Het document voorspelde een verlichte militaire dictatuur voor de republiek, naarmate Soekarno's positie zwakker werd. De P.K.I. zou er in zijn geslaagd een voortreffelijke organisatie op te bouwen, waarbij onder meer leger, luchtmacht en marine in alle lagen reeds door communisten zouden zijn geinfiltreerd. De P.K.I. zou reeds over een schaduw-overheids-apparaat beschikken. Er werd gewaarschuwd voor het feit, dat dr. Soebandrio er langzamerhand in was geslaagd de oorspronkelijke balans tussen leger en P.K.I. zorgvuldig door Soekarno in stand gehouden, te verbreken. Er werd gewaarschuwd voor de groeiende macht van deze Soebandrio. ‘Soekarno kan nu nog slechts twee kanten uit: of hij kan proberen zijn getaande macht te restoreren door de kwestie Maleisie op te blazen tot een nieuwe redeloze buitenlandse provocatie, of hij zou zich kunnen terugtrekken en meer en meer de positie van een vader des vaderlands gaan innemen, naar wie het Indonesische volk opziet in respect en met deernis, doch wie de teugels van de staat zijn ontglipt’, tot zover dit rapport door Verrips mij in handen gegeven.
Ook Verrips meende, dat zich in Indonesie een dewan general had gevormd, die op den duur Soekarno uit zijn paleis zou zetten. ‘Of, althans, de grote Boeng zal dan in een Istana komen te zitten, waarvan de telefoonlijnen zijn afgesneden’, aldus Web Verrips. Wanneer men hierbij de gebeurtenissen van 1965 in herinnering roept, krijgt dit memorandum weer nieuwe betekenis.
In New York sprak ik er met Nasoetion's afgezant Oejeng Soewargana over. ‘Het kan geen C.I.A. rapport zijn’, aldus Oejeng, ‘want die hebben allemaal een nummer. Wat is het nummer?’ Verrips memorandum was gecopieerd en ik zou mij kunnen voorstellen, dat men bij het maken van de copie de identificatie als zijnde afkomstig van de Amerikaanse inlich-