voor wat eens als een roemrucht verleden is voorgesteld. Aage Karup Nielsen beschrijft hoe enige duizenden Nederlandse soldaten aan land gingen om orde op zaken te stellen. De Balinezen leerden al gauw inzien dat het een uitzichtsloze zaak was met lansen tegen machinegeweren te strijden. Zij keerden daarom naar hun rijstvelden terug en gaven de invasietroepen wat zij verlangden. Alleen de koning, de radja, besloot met zijn familie en onderhorigen de dood in te gaan. Onze landgenoot Gregor Krause schreef hierover, ‘De troepen trokken langs een brede weg op. Zij was aan weerskanten door muren afgesloten. Vanuit het paleis van de vorst kon men hen zien oprukken. Enige oude vrouwen en zieken, die niet meer konden lopen, werden met een dolk doorstoken. Uit het paleis gingen vlammen op. Een merkwaardige optocht kwam vervolgens naar buiten. Mannen, in schitterende rode en zwarte gewaden, blootshoofds, met lang golvend haar. In de gordels staken gouden krissen, fonkelend met diamanten. In hun midden bevonden zich feestelijk gesierde vrouwen met bloemen in het haar en honderden kinderen om hen heen. Allen droegen zij de witte kap, die bestemd was voor hen, die aan de dood zouden worden gewijd. Tenslotte kwam de vorst zelf in zijn gouden draagstoel, gesteund door vier mannen, naar buiten. Langzaam, geluidloos, ging de optocht de Nederlandse troepen tegemoet’. Krause vervolgde, ‘Op ongeveer honderd pas afstand stond de stoet plotseling stil en de vorst verliet zijn draagstoel, die voorzichtig door de dragers op de grond werd gezet.
Een schot uit een oud bronzen geweer ontplofte en doodde de schutter. Het teken was gegeven. Met opgeheven lansen en getrokken krissen storten allen zich in het snelvuur der Nederlandse machinegeweren. De artillerie zond haar shrapnells midden in de dichte mensenmenigte. De lijken hoopten zich op en hielden de nieuwe scharen, die uit het paleis kwamen, tegen......... De soldaten aarzelenden om verder te schieten. Daarop wierpen de vrouwen hen een regen van goudstukken toe en zij riepen, hier is het goud waar u komt en wezen vervolgens op de borst om getroffen te worden. Tenslotte kwam de toegang tot het paleis van de radja vrij.......’
Het koloniale gezag in Indie zal in 1906 zeker in de rechtvaardigheid van haar optreden op Bali hebben geloofd. Dit zal zij ongetwijfeld ook in haar rapporten naar Den Haag hebben