Appendix XXII
Propria Cures, datum...
Wij, P.C., bij de gratie Gods
Amsterdam, 8 november 1971
Aan de Leden van de Staten-Generaal:
Wij, redacteuren van het Amsterdamse studentenweekblad Propria Cures, verzoeken u hierbij onmiddellijk een parlementaire onderzoekscommissie in het leven te roepen, die tot taak krijgt een diepgaande studie te maken van het beleid van de Nederlandse regering ten aanzien van wat wordt aangeduid als ‘de kwestie Nieuw-Guinea’, die zo'n dramatische rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van de Nederlands-Indonesische verhoudingen.
Wij hebben twee motieven voor dit verzoek:
I
Wij achten het van groot historisch belang als iedere twijfel jegens de politiek van de Nederlandse regering betreffende de hierboven genoemde kwestie wordt weggenomen. Wij menen dat er alle aanleiding bestaat te erkennen dat de rol van de Nederlandse regering in de gebeurtenissen, die tenslotte hebben geleid tot een derde oorlog met Indonesië, onduidelijk is.
In dit verband verzoeken wij u kennis te nemen van de volgende feiten.
a. Op 20 augustus jl. verklaarde oud-minister mr. J.M.A.H. Luns tijdens een n.o.s.-t.v.-discussie dat het mislukken van de Geneefse Conferentie (1955-1956) te wijten was aan het uitdrukkelijk streven in deze richting van de voormalige Indonesische president Sukarno.
Deze verklaring van mr. Luns is inmiddels bestreden door:
1. Mr. Anak Agung Gde Agung, ambassadeur van Indonesië in Oostenrijk, oud-minister van Buitenlandse Zaken van Indonesië en destijds leider van de Indonesische delegatie in Genève.
2. Mr. Mohammed Roem, delegatielid in Genève.
3. Dr. Zairin Zain, oud-ambassadeur van Indonesië en thans woonachtig in Den Haag, destijds adviseur van de Indonesische delegatie in Genève.
b. Mr. Luns heeft op 10 oktober 1969 in een interview met ‘The Voice of America’ verklaard dat Nederland door de Verenigde Staten van Amerika gedwongen werd zijn verantwoordelijkheid jegens het volk van Nieuw-Guinea te verraden.
Deze verklaring van mr. Luns is inmiddels bestreden door:
1. Howard P. Jones, oud-onderminister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten van Amerika tijdens de ambtsperiode van John Foster Dulles en voormalig Amerikaans ambassadeur in Indonesië.
2. Michael V. Forestall, destijds adviseur van president John F. Kennedy op het Witte Huis, speciaal belast met zaken Zuidoost-Azië betreffende.
3. Prof. Guy Pauker, Amerikaans specialist voor Zuidoost-Azië.
4. McGeorge Bundy, destijds de voornaamste adviseur van president Kennedy inzake de nationale veiligheid.
5. Prof. Arthur Schlesinger jr., destijds adviseur van president Kennedy op het Witte Huis.
6. Theodore Sorensen, medewerker van president Kennedy en minister R. Kennedy.
7. Robert Komer, adviseur van president Kennedy, speciaal belast met de kwestie Nieuw-Guinea.
In dit verband verwijzen wij naar een artikel van Willem Oltmans in Propria Cures van 2 oktober jl., waarin deze stelt dat de voormalige Nederlandse ambassadeur in de Verenigde Staten van Amerika, dr. J.H. van Roijen, het destijds nodig oordeelde h.m. de Koningin in te lichten over de onjuiste weergave door mr. Luns van besprekingen tussen John Foster Dulles, mr. Luns